Voc analyse Flashcards
(46 cards)
1
Q
kenkelijk
A
apparement
2
Q
tegelijk
A
en même temps
3
Q
De aanstoker
A
L’investigateur
4
Q
destijds
A
à l’époque
5
Q
uitweiden
A
disgresser
6
Q
onderhandelen
A
négocier
7
Q
overdracht
A
transfert
8
Q
De onderdrukking
A
l’oppression
9
Q
ambtenaren
A
fonctionnaires
10
Q
meteen na
A
juste après
11
Q
welke wijze
A
de quelle manière
12
Q
wapens neer te leggen
A
déposer les armes
13
Q
wederzijds
A
mutuel
14
Q
De wantrouwen
A
La méfiance
15
Q
ontspannen
A
détendu
16
Q
oorsprang
A
d’origine
17
Q
veelal
A
souvent
18
Q
Heeft vermoed
A
A soupçonné
19
Q
ontbrekken
A
manquer
20
Q
afluisteren gesprekken
A
écouter les conversations
21
Q
uitroepen
A
exclamer
22
Q
hardhandig
A
autoritaire
23
Q
sneuvelden
A
abbatus
24
Q
verkregen
A
obtenu
25
overmaken
transférer
26
reeds
déjà
27
De melding
La notification
28
Heeft gesleurd
A trainé
29
verdwaalde kogels
balles perdues
30
ontouden
se souvenir
31
afkomstig
originaire
32
Heeft verijdeld
A déjoué
33
oppakken
ramasser
34
opruimen
nettoyer
35
raadsel
puzzle
36
staatsgreep
coup d'Etat
37
geestelijk
spirituel
38
De ambstwoning
La résidence officielle
39
bij aanvag
au début
40
neerbuigende houding
attitude condescendante
41
hoogmoedig
hautain
42
pleit
plaide
43
dergelijk
tel/pareil
44
De toenadering
Le rapprochement
45
verzoening
réconcilation
46
De bewondering
L’admiration
