voc bloc 3 Flashcards
(46 cards)
1
Q
l’achat
A
de aankoop
2
Q
le bénéficiaire
A
de begunstigde
3
Q
le conducteur / la conductrice
A
de bestuurder / de bestuurster
4
Q
le covoiturage
A
het carpoolen
5
Q
le montant
A
het bedrag
6
Q
le moyen
A
het middel
7
Q
le paiement
A
de betaling (p)
8
Q
le partage de voiture
A
het autodelen
9
Q
le règlement
A
de betaling (r)
10
Q
le virement
A
de overschrijving
11
Q
l’application
A
de toepassing
12
Q
l’assurance
A
de verzekering
13
Q
la carte bancaire
A
de bankkaart
14
Q
la démarche
A
de stap, de aanpak
15
Q
la démonstration
A
de demonstratie
16
Q
les données
A
de gegevens
17
Q
l’essence
A
de benzine
18
Q
la mensualité
A
de maandelijkse afbetaling
19
Q
la rupture de stock
A
de uitputting van de stock
20
Q
la somme
A
het bedrag
21
Q
la valeur
A
de waarde
22
Q
abordable
A
betaalbaar
23
Q
accessible
A
bereikbaar
24
Q
avantageux
A
voordelig
25
bon marché
goedkoop
26
destiné
bestemd voor
27
inhabituel
ongewoon
28
neuf / neuve
nieuw
29
quotidien
dagelijks
30
sécurisé
beveiligd
31
s'abonner
zich abonneren
32
dépenser
uitgeven
33
disposer de
beschikken over
34
échanger
omruilen
35
économiser
besparen
36
gérer
beheren
37
régler
betalen
38
rembourser
terugbetalen
39
résilier
opzeggen
40
souscrire
ondertekenen
41
à petit prix
goedkoop
42
avoir les moyens de
over de middelen beschikken om te
43
avoir un coup de coeur
iets onmiddellijk leuk vinden
44
en espèces, en liquide
cash
45
faire des économies
geld opzijzetten
46
faire le plein
voltanken