Voc de base, p. 25-34 Flashcards
dit is niet met p. 29,33 en 34 (157 cards)
1
Q
een voorbeeld
A
Un exemple
2
Q
een les(uur)
A
Une leçon (matière à étudier) / Un cours (une heure de cours)
3
Q
een oefening
A
un exercice
4
Q
een tekst
A
un texte
5
Q
een taal
A
une langue
6
Q
een taalgebruik
A
Un langage
7
Q
een groep
A
un groupe
8
Q
een huwelijk, trouw
A
un mariage
9
Q
huwen, trouwen
A
(se) marier
10
Q
ontploffen
A
exploser
11
Q
oplossen
A
résoudre
12
Q
verwachten
A
attandre qqn / qqchose
13
Q
verwachting
A
les attentes (f)
14
Q
steunen
A
soutenir
15
Q
verdragen
A
supporter
16
Q
slagen
A
réussir
17
Q
opvolgen
A
succéder à
18
Q
een ontgoocheling
A
une déception
19
Q
de toekomst
A
le futur/ l’avenir (m)
20
Q
een horloge
A
une montre
21
Q
een (wand)klok
A
une horloge
22
Q
het milieu
A
l’environnement (m)
23
Q
het (sociale) milieu
A
le milieu (social)
24
Q
het midden
A
le milieu
25
de (olijf)olie
L'huile (d'olive)
26
de benzine
l'essence
27
vreemd
Bizarre, étrange
28
zeldzaam
rare
29
vroeger
autrefois, avant
30
anders
autrement
31
gebruiken
utiliser / employer
32
verslijten
user
33
trainen
s'etraîner
34
rondhangen
traîner
35
trouwen met elkaar
se marier avec qqn
36
uithuwelijken
marier
37
koken
cuisiner / bouillir
38
bakken
cuire
39
een toren
une tour
40
een ronde, wandeling
un tour
41
een band
en lien
42
een bende, strook
une bande
43
abstract
abstrait
44
abnormal
anormal
45
comfortabel
confortable
46
financieel
financier (financière)
47
neutraal
neutre
48
perfect
parfait
49
sociaal
sociable (personnes), social (chose)
50
stabiel
stable
51
introvert
introverti
52
catastrofaal
catastrophique
53
persoonlijk
personnel
54
literair
littéraire
55
een avontuur
une aventure
56
een avonturier
un aventurier
57
een ervaring, experiment
une expérience
58
een chirurg
un chirurgien
59
een secretaris, secretaresse
un(e) secrétaire
60
een buitenlander, vreemdeling
un(e) étranger(ère)
61
een student
un(é) étudiant(e)
62
een inwoner, bewoner
un(e) habitant(e)
63
een personage
un personnage
64
literatuur
littérature
65
communiceren
communiquer
66
de communicatie
la communication
67
concluderen
conclure
68
een conclusie
une conclusion
69
consumeren
consommer
70
een consumptie
une consommation
71
coördineren
coordonner
72
een coördinatie
une coordination
73
Corresponderen
correspondre
74
debatteren
débattre
75
een debat
un débat
76
definiëren
définir
77
discussiëren
discuter
78
een definitie
une définition
79
een discussie
une discussion
80
uitdrukken
exprimer
81
een uitdrukking
une expression
82
introduceren
introduire
83
een introductie
une introduction
84
permitteren, toelaten
permettre
85
een toelating
une permission
86
minimaliseren
minimiser
87
relativeren
relativiser
88
investeren
investir
89
een investering
un investissement
90
trainen
s'entraîner
91
een training
un entraînement
92
hoofd
la tête
93
schouder
l'épaule (f)
94
borstkas
la poitrine
95
borst
le sein
96
elleboog
le coude
97
buik
le ventre
98
rug
le dos
99
pols
le poignet
100
billen
les fesses (f.)
101
achterwerk
le derrière
102
knie
le genou
103
kuit
le mollet
104
enkel
la cheville
105
arm
le bras
106
hand
la main
107
vinger
le doigt
108
been
la jambe
109
voet
pied
110
teen
l'orteil (m.)
111
tand
la dent
111
oor
l'oreille (f)
112
tong
la langue
113
voorhoofd
le front
114
oog, ogen
l'œil, les yeux
115
neus
le nez
116
mond
la bouche
117
lip
la lèvre
118
hals
le cou
119
wang
la joue
119
keel
la gorge
120
actief
actif
121
passief
passif
122
aanhankelijk, lief
affectueux, gentil
123
afstandelijk
distant
124
vriendelijk
gentil
125
agressief
agressif
125
grappig
amusant, drôle
125
ambitieus
abitieux
126
saai, eentonig
ennuyeux
127
vindingrijk
astucieux
128
moedig
audacieux, courageux
129
angsthaas
peureux
130
avontuurlijk
aventurier
130
rustig
calme
130
rusteloos, onrustig
agité
131
charmeur
charmeur
131
recht, eerlijk
droit
131
nieuwsgierig
curieux
131
corrupt
corrompu
132
geconcentreerd
concentré
133
verstrooid
distrait
134
zacht
doux, tendre
135
hard
dur
136
trouw
fidèle
137
ontrouw
infidèle
137
realistisch
réaliste
137
idéalistisch
idéaliste
137
conservatief
conservateur
137
progressief
progressiste
137
materialistisch
matérialiste
137
gevoelig
sensible
137
ongevoelig
insensible
137
sociaal
sociable
137
asociaal
asocial
137
spontaan
spontané
137
gesloten, verlegen
renfermé, timide
