Voc p. 41 videre t/m vilis Flashcards
(29 cards)
1
Q
Videre
A
Video, vidi, visum: zien
2
Q
Si
A
Als, indien
3
Q
Tamen (bw.)
A
Toch, niettemien
4
Q
Aut
A
Of
5
Q
Ars
A
Artis: kunst; vaardigheid
6
Q
Trahere
A
Traho, traxi, tractum: trekken
7
Q
Ratio
A
Rationis: (goede) reden
8
Q
Nonnullus
A
Nonnulla, nonnullum: tamelijk groot/veel
9
Q
Nunc
A
Nu
10
Q
Amare
A
Amo, amavi, amatum: houden (van)
11
Q
Et
A
En
12
Q
Ipse
A
Ipsa, ipsum: zelf
13
Q
Cursus
A
Cursus: (wed)loop, (wed)ren, vaart
14
Q
Medius
A
Media, Medium: middelste, in het midden (van)
15
Q
-Que
A
En
16
Q
Color
A
Coloris: kleur
17
Q
Huc (bw.)
A
Hierheen
18
Q
Studium
A
Studii: ijver; drang
19
Q
Transire
A
Transeo, transii, transitum: overgaan (op)
20
Q
Repente (bw.)
A
Plots
21
Q
Ille
A
Illa, illud: die, dat
22
Q
Procul (bw.)
A
In de verte, op een afstand, (van) ver
23
Q
Nomen
A
Nominis: naam
24
Q
Relinquere
A
Relinquo, relinqui, relictum: achterlaten, verlaten; overlaten
25
Tantus
Tanta, tantum: zo groot; veel
26
Gratia
Gratiae: charme, bevalligheid
27
Auctoritas
Auctoritatis: macht, gezag
28
Unus
Una, unum: één
29
Vilis
Vilis, vile: alledaags, goekoop, stom
