voc. p. 80-81 (nl-fr) Flashcards
(38 cards)
1
Q
de troef
A
l’atout
2
Q
de uitwisseling
A
l’échange
3
Q
de groepsgeest
A
l’esprit d’équipe
4
Q
het onderhoud, het gesprek
A
l’entretien
5
Q
het dagelijks verblijf
A
le quotidien
6
Q
het verblijf
A
le séjour
7
Q
de vooruitgang
A
le progrès
8
Q
het dagelijkse leven
A
le quotidien
9
Q
de opleiding
A
la formation
10
Q
de vlotheid
A
l’aisance
11
Q
de ervaring
A
l’expérience
12
Q
de beheersing
A
la maîtrise
13
Q
de notie
A
la notion
14
Q
de kans
A
l’opportunité
15
Q
verwerven
A
acquérir
16
Q
verbeteren
A
améliorer
17
Q
in de wacht slepen
A
décrocher
18
Q
meenemen
A
emmener
19
Q
zich ontplooien
A
s’épanouir
20
Q
het hoofd bieden aan
A
faire face à
21
Q
omgaan met, beheren
A
gérer
22
Q
zich inzetten
A
s’investir
23
Q
behalen
A
obtenir
24
Q
beseffen
A
se rendre compte de
25
opstellen
rédiger
26
zelfstandig
autonome
27
bijdehand
débrouillard
28
sterk in
doué
29
verrijkend
enrichissant
30
extravert
extraverti
31
taal-
linguistique
32
rijp (voor personen)
mature
33
sociaal
sociable
34
spontaan
spontané
35
gewaardeerd
valorisé
36
aangetrokken worden door
être attiré par
37
vlot spreken
parler couramment
38
afstand nemen
prendre du recul