voc. p.14-16 Flashcards
(105 cards)
1
Q
tuus
A
~a/~um, je jouw
2
Q
forma
A
formae, v, de vorm/de schoonheid
3
Q
flumen
A
fluminis, o, de rivier
4
Q
uterque
A
~a/~um/~ius, elk van beide
5
Q
lex
A
legis, m/v, de wet
6
Q
ius
A
iuris, o, het recht
7
Q
mons
A
montis, m, de berg
8
Q
portus
A
portus, m, de haven
9
Q
numerus
A
numeri, m, het getal/aantal
10
Q
centurio
A
centurionis, m, de centurio
11
Q
coniunx
A
coniugis m/v, de echtgenoot/echtgenote
12
Q
praemium
A
praemii, o, de beloning
13
Q
patria
A
patriae, v, het vaderland
14
Q
princeps
A
principis, m, de voornaamste/keizer
15
Q
apertus
A
~a/~um, open
16
Q
palus
A
paludis v, het moeras
17
Q
amnis
A
amnis, m, de rivier
18
Q
caelum
A
caeli, o, de hemel
19
Q
templum
A
templi, o, de tempel
20
Q
totus
A
~a/~um/~ius, geheel
21
Q
ira
A
irae, v, de woede
22
Q
aequus
A
~a/~um, gelijk/eerlijk
23
Q
oratio
A
orationis, v, de redevoering
24
Q
vulnus
A
vuneris, o, de wonde
25
miles
militis, m, de soldaat
26
vester
~a/~um, jullie
27
aurum
auri, o, het goud
28
puella
puellae, v, het meisje
29
odium
odii, o, de haat
30
potens
machtig
31
Romanus
~a/~um, Romeins
32
egregius
~a/~um, buitengewoon
33
cursus
cursus, m, de loop/de koers
34
bonus
~a/~um, goed
35
senatus
senatus, m, de senaat
36
spes
spei, v, de hoop
37
antiquus
~a/~um, oud
38
exercitus
exercitus, m, het leger
39
usus
usus, m, het gebruik/de ervaring/het nut
40
familia
familiae, v, het gezin/het personeel
41
cornu
cornus, o, de hoorn/legerflank
42
incolumis
ongedeerd
43
amicus
amici, m, de vriend
44
diversus
~a/~um, verschillend/afzonderlijk
45
medius
~a/~um, middelste/het midden van
46
inimicus
~a/~um, vijandig
47
dignus + ABL
~a/~um, waard(ig)/passend
48
maiores
maiorum, m/mv, de voorouders
49
nuntius
nuntii, m, de bode/het bericht
50
deus
dei, m, de god
51
fides
fidei, v, trouw/het vertrouwen
52
magistratus
magistratus, m, het ambt/de magistraat
53
vita
vitae, v, het leven
54
res publica
res publicae, v, de staat/de politiek
55
sol
solis, m, de zon
56
auxilium
auxilii, o, de hulp
57
vitium
vitii, de ondeugd/het gebrek
58
praesens
aanwezig
59
facultas
facultatis, v, de mogelijkheid
60
insula
insulae, v, het eiland
61
vox
vocis, v, de stem/het woord
62
nomen
nominis, o, de naam
63
vinculum
vinculi, o, de band/de boei
64
parentes
parentum, m/mv, de ouders
65
castra
castrorum, o, het kamp
66
vultus
vultus, m, het gezicht, de gelaatsuitdrukking
67
nox
noctis, v, de nacht
68
gratus
~a/~um, dankbaar:aangenaam
69
legio
legionis, v, het legioen
70
iugum
iugi, o, het juk/de bergkam
71
adventus
adventus, m, de aankomst
72
hostis
hostis, m, de vijand
73
regnum
regni, o, het koninkrijk/de heerschappij
74
res
rei, v, de zaak
75
plenus + GEN
~a/~um, vol
76
lumen
luminis, o, het licht
77
parvus
~a/~um, klein
78
pauci
~a(e), weinig
79
integer
~a/~um, ongeschonden
80
ratio
rationis, v, de rekening/redenering
81
mens
mentis, v, de geest/het verstand
82
ala
alae, v, de vleugel
83
dextra
dextrae, v, de rechterhand
84
ignarus + GEN
~a/~um, niet op de hoogte van
85
multi
~a(e), veel
86
longus
~a/~um, lang
87
hora
horae, v, het uur
88
animus
animi, m, de geest/het gemoed/de moed
89
orbis
orbis, m, de kring/de schijf
90
tantus
~a/~um, zo groot
91
periculum
periculi, o, het gevaar
92
classis
classis, v, de vloot
93
militaris
militair
94
scelus
sceleris, o, de misdaad
95
casus
casus, m, de val/het voorval/het toeval
96
motus
motus, m, de beweging/de onrust
97
publicus
~a/~um, officieel/openbaar
98
epistula
epistulae, v, de brief
99
lux
lucis, v, het licht
100
eques
equitis, m, de ruiter/de ridder
101
equus
equi, m, het paard
102
pudor
pudoris, m, de schaamte/het eergevoel
103
ceteri
~a(e), de overige
104
latus
lateris, o, de zijde
105
virtus
virtutis, v, de kwaliteit, de dapperheid
