voc shellshock Flashcards
(35 cards)
1
Q
lichamelijk ongeschikt, invalide
A
disabled
2
Q
een (zenuw) inzinking, mentaal gebroken zijn
A
breakdown
3
Q
onderdrukken
A
repress
4
Q
een grote last (mentaal)
A
burden
5
Q
een tekort, gebrek, schaarste
A
shortage
6
Q
voorkomen, zich voordoen
A
occur
7
Q
slachtoffers
A
casualties
8
Q
stedelijke gekkenhuizen
A
county lunatic asylums
9
Q
buiten gebruik
A
disused
10
Q
aangesteld
A
designated
11
Q
granaten
A
shells
12
Q
een verkeerde benaming
A
a misnomer
13
Q
doen alsof je ziek bent
A
malingering
14
Q
een erfelijke belasting / smet
A
hereditary taint
15
Q
met weinig zorg
A
careless
16
Q
verlamming
A
paralysis
17
Q
kramp, samentrekken van spieren
A
contraction of limbs
18
Q
doofstom
A
mutism
19
Q
spraakverwarring
A
speech disorders
20
Q
mank lopen
A
limping
21
Q
hartkloppingen
A
heart palpitations
22
Q
duizeligheid
A
dizziness
23
Q
het cijfer
A
the rate
24
Q
waaghalzen
A
daredevils
25
hard, wreed
harsh
26
de bedoeling
goal
27
te schande maken, beschaamd doen staan
shaming
28
straf, kwelling
infliction
29
elektrische stroom
electric current
30
keel (holte)
pharynx
31
ruggengraat
spine
32
zich onthouden van
abstain
33
zich ijverig/ vlijtig toeleggen op iets
apply themselves diligently
34
bannen
to banish
35
zich eigen maken
internalised