voca Flashcards
(33 cards)
1
Q
de mening
A
l’avis
2
Q
de zanger
A
le chanteur
3
Q
het fragment
A
l’extrait
4
Q
het land
A
le pays
5
Q
het verblijf
A
le séjour
6
Q
het pad
A
le sentier
7
Q
de getuigenis
A
le témoinage
8
Q
de bijlage
A
l’annexe
9
Q
de ster
A
l’étoile
10
Q
de kust
A
la côte
11
Q
de ontspanning
A
la détente
12
Q
het eiland
A
l’île
13
Q
tof
A
chouette
14
Q
lastig, hard
A
dur(e)
15
Q
saai, vervelend
A
ennuyeux,ennuyeuse
16
Q
geniaal, super
A
génial(e)
17
Q
met water, water-
A
nautique
18
Q
nerveus, zenuwachtig
A
nerveux, nerveuse
19
Q
rustgevend
A
reposant(e)
20
Q
vriendelijk, sympathiek, leuk
A
sympa
21
Q
verschrikkelijk, vreselijk
A
terrible
22
Q
nodig hebben
A
avoir besoin de
23
Q
zonnen, bruinen
A
bronzer
24
Q
baden
A
se baigner
25
verkennen
explorer
26
rusten
se reposer
27
volgen
suivre
28
verrassen
surprendre
29
dankzij
grâce à
30
werkelijk / eerlijk gezegd
franchement
31
nochtans
pourtant
32
vooral
surtout
33
graag
volontiers
