voca e Flashcards
(27 cards)
1
Q
la tante
A
de tante
2
Q
le copain/ la copine
A
de vriend/vriendin
3
Q
le rendez-vouz
A
de afspraak
4
Q
le portable
A
de mobiele telefoon
5
Q
la glace
A
het ijsje
6
Q
content(e)
A
tevreden
7
Q
interdit(e)
A
verboden
8
Q
nul(le)
A
waardeloos
9
Q
donc
A
dus
10
Q
maintenant
A
nu
11
Q
vite
A
snel
12
Q
peut-étre
A
misschien
13
Q
aprés
A
daarna na
14
Q
arréter
A
ophouden, stoppen
15
Q
j’en ai marre
A
ik ben het zat
16
Q
présenter
A
voorstellen
17
Q
écouter
A
luisteren
18
Q
participer á
A
meedoen aan
19
Q
trouver
A
vinden
20
Q
gagner
A
winnen
21
Q
Comment tu trouver ta chambre?
A
hoe vind je jouw slaapkamer
22
Q
J’aime bien ma chambre, elle est grande
A
ik vind mijn slaapkamer leuk hij is groot
23
Q
Il y a un lit et un bureau
A
er staat een bed en een bureau
24
Q
Tu es souvent dans ta chambre
A
ben je vaak in jouwn slaapkamer
25
Oui, pour discuter avec mes amis
ja, om te kletsen met mijn vrienden
26
Qu'est-ce que tu fais dans ta chambre?
wat doe je in je kamer
27
je fais mes devoirs et j'ecoute de la musique
ik maak huiswerk en ik luister naar muziek
