Vocabulaire Flashcards
(166 cards)
Uitstekend (~autsteikend)
Excelente
Nu niet
Not now
Prima
Fine/good
Tijdens
During
Verkeerd(e)
Wrong
Burger
Citizen
Buren
Neighbors
Lawaai
Noise
Bevolking
Population
Gemiddeld
Average
Koppel
Couple
Vriendschap
Friendship
Alleen maar / Alleen voor
Only (expensive clothes)/ only for (rich people)
Vriendschap
Frendship
Nou (nou, ik spreek vloeiend Nederlands)
Well
Vrij goed (Ik ben vrij goed in Spaans)
Tamelijk
Redelijk
Pretty good
Quite (good)
Reasonable (good)
Behalve
Except
Soms (ben je soms Engelsman met een naam als Thompson?)
By any chance / Sometimes
Dat klopt / inderdaad
That’s right / así es (indeed)
Je wel? (Maar ik spreek wel Nederlands)
Tú si? (But I “do” speak Dutch)
Erg goed
Really good
Nog andere ( spreek je nog andere talen?)
Any other
Vreemd (ik spreek geen vreemde taal)
Strange / foreign
Wat voor (woning heb je?)
What type (of house is it?)