Vocabulaire blz. 48-49 F-N Flashcards
(96 cards)
1
Q
Je suis (suivre)
A
Ik volg
2
Q
J’envoie
A
Ik stuur
3
Q
Créer
A
(Aan)maken
4
Q
Le compte
A
Het account
5
Q
Utiliser
A
Gebruiken
6
Q
Ajouter
A
Toevoegen
7
Q
Laisser
A
Achterlaten
8
Q
Le commantaire
A
Het bericht
9
Q
Télécharger
A
Downloaden
10
Q
L’appli(cation)
A
De app(licatie)
11
Q
Le message
A
Het bericht
12
Q
Les gens (m mv)
A
De mensen
13
Q
Les potes (m mv)
A
De maten
14
Q
Célèbre
A
Beroemd
15
Q
Numérique
A
Digitaal
16
Q
Branché(e)
A
Hip, in de mode
17
Q
Démodé(e)
A
Ouderwets
18
Q
c’est-á-dire
A
Dat wil zeggen
19
Q
Ça te dit?
A
Heb je daar zin in?
20
Q
Il existe
A
Er bestaat/bestaan
21
Q
Je deviens
A
Ik word
22
Q
Je viens de
A
Ik heb zojuist
23
Q
Fais voir!
A
Laat zien!
24
Q
Avant
A
Vroeger
25
Presque
Bijna
26
Tout le temps
De hele tijd
27
Souvent
Vaak
28
Malheureusement
Jammer genoeg
29
C'est dommage
Dat is jammer
30
Ce n'est pas grave
Het is niet erg
31
La publicité
De reclame
32
L'entreprise (v)
De onderneming
33
Le métier
Het beroep
34
Le salaire
Het salaris
35
Plus de
Meer dan
36
Environ
Ongeveer
37
Depuis
Sinds
38
Vrai
Echt, waar
39
Arrêter
Stoppen
40
Hésiter
Twijfelen
41
Montrer
Laten zien
42
Décider
Besluiten
43
Travailler
Werken
44
Participer à
Meedoen aan
45
Il faut
Je moet
46
Le choix
De keuze
47
Enregister
Opnemen
48
Fonctionner
Functioneren
49
Également
Ook
50
Actuellement
Op dit moment
51
L'inconvénient
Het nadeel
52
Elle reçoit
Zij ontvangt
53
Ils suivent
Zij volgen
54
S'occuper de
Zich bezighouden met
55
la meilleure amie
de beste vriendin
56
l'amitié *v*
de vriendschap
57
je la connais
Ik ken haar
58
recontrer
ontmoeten
59
ensemble
samen
60
marrant(e)
grappig
61
intelligent(e)
intelligent
62
sociable
sociaal
63
optimiste
optimistisch
64
faire du shopping
shoppen
65
regarder la télé
tv kijken
66
faire du sport
sporten
67
écouter de la musique
muziek luisteren
68
bavarder
kletsen
69
à l'école *v*
op school
70
dans mon quartier
in mijn wijk
71
chez des amis
bij vrienden
72
au club de sport
op de sportclub
73
l'arbre *m*
de boom
74
le verre
het glas
75
le gouter
het vieruurtje
76
le prénom
de voornaam
77
selon
naargelang, volgens
78
devant
voor (plaats)
79
certains
sommige
80
autrefois
vroeger
81
le siècle
de eeuw
82
l'invention *v*
de uitvinding
83
aider
helpen
84
penser
denken
85
la tête
het hoofd
86
les yeux *m mv*
de ogen
87
énervé(e)
boos
88
content(e)
tevreden
89
les réseaux sociaux *m mv*
de sociale media
90
le carton
de doos
91
la naissance
de geboorte
92
l'expression *v*
de uitdrukking
93
tricher
spieken, valsspelen
94
cacher
verstoppen
95
transformer
veranderen
96
car
want
