Vocabulary Flashcards
(156 cards)
1
Q
sardine
A
pilchard
2
Q
jus
A
gravy
3
Q
suikerstroop
A
treacle
4
Q
bes
A
currant
5
Q
copieus
A
lavish
6
Q
jezelf verwennen
A
indulge
7
Q
opscheppen
A
to show off
8
Q
opdweilen
A
to mop up
9
Q
opsmukken (iets mooier maken door het te decoreren)
A
embellish
10
Q
mager, een magere maaltijd
A
lean
11
Q
raspen
A
to grate
12
Q
peterselie
A
parsley
13
Q
plakjes
A
rashers
14
Q
laurier
A
bay leaf
15
Q
boter, in blokjes gesneden
A
diced butter
16
Q
snij fijn/grof
A
finely/roughly slice
17
Q
inkoken
A
to cook down
18
Q
sudderen, pruttelen
A
to simmer
19
Q
platkloppen
A
pat out/down
20
Q
steelpan
A
saucepan
21
Q
braadpan
A
frying pan
22
Q
pollepel
A
ladle
23
Q
vleespin
A
skewer
24
Q
pannenlap
A
potholder
25
schuimspaan
slotted spoon
26
klopper
whisk
27
kurkentrekker
corkscrew
28
trancheermes
carving knife
29
frietaardappel
frying potato
30
krielaardappel
new potato
31
sjalot
shallot
32
look
garlic
33
bloemkool
cauliflower
34
paksoi
pak choi
35
koolrabi
turnip cabbage
36
rammenas
black raddish
37
pastinaak
parsnip
38
rapen
turnip
39
shorseneren
scorzonera
40
knolselderij
celeriac
41
rode biet
beetroot
42
veldsla
lamb's lettuce
43
witloof
chicory
44
krulandijvie
curly endive
45
krulsla
curled lettuce
46
ijsbergsla
iceberg lettuce
47
eikenbladsla
oak leaf lettuce
48
pruimtomaat
plum tomato
49
trostomaat
vine tomato
50
vlees tomaat
beef tomato
51
zuurkool
sauerkraft
52
venkel
fennel
53
tuinkers
cress
54
oesterzwam
oyster mushroom
55
sojascheuten
soya bean sprouts
56
groene spliterwt
green split peas
57
linzen
lentils
58
abrikoos
apricot
59
pompelmoes
grapefruit
60
rode aalbes
redcurrant
61
veenbessen
cranberry
62
kruisbes
gooseberry
63
rozijn
raisin
64
dragon
tarragon
65
dille
dill
66
bieslook
chives
67
marjolein
marjoram
68
peterselie
parsley
69
kruidentuil
bouquet garni
70
laurier
bay leaf
71
kervel
chevil
72
salie
sage
73
rundergehakt
minced beef
74
rosbief
roast beef
75
stoofvlees
stewing steak
76
ossenhaas
fillet
77
schenkel
knuckle
78
biefstuk
steak
79
rundsbeen
beef bone
80
kalfstong
calf's tongue
81
kalfgebraad
veal roast
82
staart
tail
83
lambsbout
leg of lamb
84
kotelet
chop
85
haasje
fillet
86
ribbetjes
spare ribs
87
gehakt
mincemeat
88
gebraad
roast
89
paling
eel
90
zeetong
sole
91
inktvis
squid
92
makreel
mackerel
93
pladijs
plaice
94
zeebaars
sea brass
95
kabeljauw
cod
96
forel
trout
97
ansjovis
anchovy
98
roodsbaarsfilet
redfish
99
koolvis
pollack
100
heilbot
halibut
101
schelvis
haddock
102
leerjongen leerling
apprentice
103
portier
doorman
104
reserveringsmedewerker
reservations clerk
105
telefonist
telephone operator
106
leerlingkelner
apprentice waiter/waitress
107
huishoudelijke staff
cleaning staff
108
wijnkelner, somelier
winewaiter
109
jongste kok
junior chef
110
dessert kok
pastry chef
111
rundvlees salade
beef salad
112
gerookte haring
smoked herring
113
heldere ossenstaartsoep
clear oxtail soup
114
linzensoep
lentil soup
115
varkensschnitzel
escalope of pork
116
kalfsschijf
fillet of veal
117
lamskotelet
lamb chop
118
schapenbout
leg of mutton
119
hazen bout
lef of hare
120
varkenskotelet
pork chop
121
geroosterde lamsbout
roast lamb
122
landenbiefstuk
rump steak
123
reerug
saddle of venison
124
kalfskotelet
veal chop
125
karper
carp
126
oester
oyster
127
baars
perch
128
garnaal
shrimp
129
kruidenthee
herbal tea
130
oploskoffie
instant cofee
131
rozenbottelthee
rose hip tea
132
cognac
brandy
133
bourgogne wijn
burgundy
134
bier van het vat
draught beer
135
blond bier
light beer
136
likeur
liqueur
137
mousserende wijn
sparkling wine
138
sterke dranken
spirits
139
huiswijn, tafelwijn
table wine
140
opkloppen, klutsen
to beat
141
mengen
to blend
142
smoren
to braise
143
paneren
to bread
144
voorsnijden, trancheren
to carve
145
fijn hakken
to chop
146
fijn stampen
to mash
147
ver mengen
to mix
148
uit gieten
to pour
149
kruiden, op smaak brengen
season
150
raspen, schaven
to shred
151
sudderen, pruttelen
to simmer
152
villen, schillen
to skin
153
in plakjes snijden
to slice
154
in dobbelsteentjes snijden
to dice
155
raspen
to grate
156
VAT = engels
value added tax
