Vocabulary unit 1 Flashcards
(63 cards)
1
Q
taai(e)
A
chewy/tough
2
Q
romige
A
creamy
3
Q
knapperig/krokante
A
crispy/crunchy
4
Q
droog
A
dry
5
Q
vettig
A
greasy
6
Q
sappige
A
juicy
7
Q
papperige
A
mushy
8
Q
kleverige
A
sticky
9
Q
zacht/mals
A
tender
10
Q
bittere
A
bitter
11
Q
bitterzoet
A
bittersweet
12
Q
flauwe
A
bland
13
Q
hete/pikante
A
hot/spicy
14
Q
zoute
A
salty
15
Q
hartige
A
savoury
16
Q
scherpe
A
sharp
17
Q
zure
A
sour
18
Q
suikerige
A
sugary
19
Q
zoete
A
sweet
20
Q
zoetzure
A
sweet-and-sour
21
Q
hakken
A
chop (to chop)
22
Q
pletten
A
crush (to crush)
23
Q
verhitten
A
heat (to heat)
24
Q
pellen/schillen
A
peel (to peel)
25
kruiden
season (to season)
26
schrijfjes snijden
slice (to slice)
27
roeren
stir (to stir)
28
afwerken
top (to top)
29
bakken
bake (to bake)
30
koken (in water)
boil (to boil)
31
bereiden (koken)
cook (to cook)
32
frituren
deep-fry (to deep-fry)
33
bakken
fry (to fry)
34
porcheren
poach (to poach)
35
roosteren
roast (to roast)
36
stomen
steam (to steam)
37
wokken
stir-fry (to stir-fry)
38
eetbaar
edible
39
storen
to bother
40
je doen walgen
to disgust you
41
je neus ophalen
to turn your nose up
42
het doet mijn maag omkeren
it makes my stomach churn
43
het loont de moeite om uit te proberen
it's worth checking out
44
een voedingstof
nutrients
45
voedzaam
nutritious
46
een koolhydraat
carbohydrates
47
(een) vet
(a) fat
48
vezels
fibre
49
een mineraal
a mineral
50
(een) eiwit
(a) protein
51
een vitamine
a vitamin
52
een mier
an ant
53
een bij
a bee
54
een kever
a beetle
55
een insect
a bug
56
een rups
a caterpiller
57
een krekel
a cricket
58
een sprinkhaan
a locust/grasshopper
59
een made
a maggot/grub
60
een meelworm
a mealworm
61
een termiet
a termine
62
een wesp
een wesp
63