Vokabeln 1 Flashcards
(101 cards)
1
Q
broer
A
der Bruder, die Brüder
2
Q
jongen
A
der Junge, die Jungen
3
Q
naam
A
der Name, die Namen
4
Q
voornaam
A
der Vorname, die Vornamen
5
Q
plaats
A
der Ort, die Orte
6
Q
geboorteplaats
A
der Geburtsort, die Geburtsorte
7
Q
woonplaats
A
der Wohnort, die Wohnorte
8
Q
adres
A
die Adresse, die Adressen
9
Q
e-mailadres
A
die E-Mail-Adresse, die E-Mail-Adressen
10
Q
vriendin
A
die Freundin, die Freundinnen
11
Q
broers en zussen
A
die Geschwister,
12
Q
nummer
A
die Nummer, die Nummern
13
Q
huisnummer
A
die Hausnummer, die Hausnummern
14
Q
telefoonnummer
A
die Telefonnummer, die Telefonnummern
15
Q
personalia
A
die Personalien
16
Q
postcode
A
die PLZ/ Postleitzahl, die Postleitzahlen
17
Q
zus
A
die Schwester, die Schwestern
18
Q
straat
A
die StraBe, die StraBen
19
Q
leeftijd
A
das Alter
20
Q
geboortedatum
A
das Geburtsdatum
21
Q
land
A
das Land, die Länder
22
Q
hebben
A
haben, hat
23
Q
heten
A
heiBen, heiBt
24
Q
komen
A
kommen, kommt
25
wonen
wohnen, wohnt
26
Tot ziens!
Auf Wiedersehen!
27
in de buurt van
in der Näche von
28
Bye!
tschüss!
29
ver
weit
30
welke
welche
31
wie
wer
32
hoe
wie
33
waar
wo
34
van waar
woher
35
stiefbroer
der Stiefbruder, die Stiefbrüder
36
jeugdvereniging
der Jugendverein, die Jugendvereine
37
vrije tijd
die Freizeit
38
gitaar
die Gitarre, die Gitarren
39
muziek
die Musik
40
stiefzus
die Stiefschwester, die Stiefschwestern
41
omgeving
die Umgebung
42
fitnesstudio
das Fitnessstudio, die Fitnessstudios
43
hobby
das Hobby, die Hobbys
44
game
das Videospiel, die Videospiele
45
gaan
gehen, geht
46
hebben
haben, hat
47
horen
hören, hört
48
joggen
joggen, joggt
49
komen
kommen, kommt
50
lezen
lesen, liest
51
liggen
liegen, liegt
52
paardrijden
reiten, reitet
53
zijn
sein, ist
54
spelen
spielen, spielt
55
spreken
sprechen, spricht
56
dansen
tanzen, tanzt
57
wonen
wohnen, wohnt
58
oud
alt jung
59
ook
auch
60
houden van, lusten
mögen, mag
61
ik zou graag
ich möchte
62
geen
kein/keine
63
fietsen
Rad fahren, fährt Rad
64
taal
die Sprache, die Sprachen
65
moedertaal
die Muttersprache, die Muttersprachen
66
België
die Belgien
67
Nederlands
Niederländisch
68
Nederland
die Niederlande
69
Duitsland
Deutschland
70
Duits
Deutsch
71
Frankrijk
Frankreich
72
Frans
Französisch
73
Groot-Brittannië
GroBbritannien
74
Engels
Englisch
75
Italië
Italien
76
Italiaans
Italienisch
77
Oostenrijk
Österreich
78
Polen
Polen
79
Pools
Polnisch
80
Rusland
Russland
81
Russisch
Russisch
82
Zwitserland
die Schweiz
83
Turkije
die Turkei
84
Turks
Türkisch
85
kaart
die Karte, die Karten
86
midden
die Mitte
87
stad
die Stadt, die Städte
88
land
das Land, die Länder
89
centrum
das Zentrum
90
in het noorden
im Norden
91
in het oosten
im Osten
92
in het zuiden
im Süden
93
in het westen
im Westen
94
schrijven
schreiben, schreibt
95
Tot gauw!
Bis bald!
96
in de buurt
in der Näche
97
vriend
der Freund, die Freunde
98
adres
die Adresse, die Adressen
99
nummer
die Nummer, die Nummern
100
gsm-nummer
die Handynummer, die Handynummern
101
getal
die Zahl, die Zahlen
