Vokabeln Flashcards

(208 cards)

1
Q

etwas erreichen (wollen)

A

iets (willen) bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

komm schon!

A

kom op!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

du schaffst das!

A

je kunt het!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

weiter so!

A

ga door!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

viel Erfolg

A

veel succes!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Glückwunsch! (2 Wörter)

A

gefeliciteerd!
proficiat!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gut gemacht!

A

goed gedaan!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

höflich sein

A

beleefd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gern geschehen

A

graag gedaan!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

etwas Schönes

A

iets leuks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wie schön!
wie toll!

A

wat leuk!
wat gaaf!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

viel Spaß!

A

veel plezier!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wie gemütlich! (Wohlbehagen)

A

wat gezellig!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Das hättest du nicht tun müssen!

A

Dat had je niet hoeven doen!
Dat had niet gehoeven!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wie zufällig!

A

wat toevallig!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wie lecker!

A

wat lekker!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wie herrlich!

A

wat heerlijk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Prost!

A

proost!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

etwas, was nicht schön ist

A

iets wat niet leuk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wie ärgerlich!
wie schade!
doof!

A

wat vervelend!
wat jammer!
balen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Das tut mir leid!

A

Dat spijt me!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

gesund

A

gezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gute Besserung!
viel Kraft!

A

beterschap!
sterkte!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gesundheit! (beim Niesen)

A

gezondheid! (bij het niezen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
in nächster Zeit
de komende tijd
26
einen schönen Tag! ein schönes Wochenende! genieße es!
een fijne dag! een fijn weekend! geniet ervan!
27
Türkis
turkoois, turquoise
28
beige
gebroken wit, beige
29
bordeauxrot
bordeaux
30
das Muster
het motief, het patroon
31
kariert
geruit, met ruit / met ruitjes
32
gepunktet
gestippeld, met stippen
33
gestreift
gestreept, met strepen
34
mit Blumen
gebloemd, met bloemen
35
der Sakko
het / de colbert
36
der Rollkragen
de coltrui
37
der Schaal
de sjaal
38
der lange / kurze Ärmel
de lange / korte mouw
39
die Anzugshose
de pantalon
40
der Stiefel, die Stiefel
de laars, de laarzen
41
die Latzhose
de tuinbroek
42
die kurze Hose
de korte broek
43
die Strumpfhose
de panty
44
die Unterhose
de onderbroek
45
das Unterhemd
het hemd
46
der slip
de slip
47
der BH
de beha
48
der Bikini
de Bikini
49
die Badehose
de zwembroek
50
die Sonnenbrille
de zonnebril
51
der Ohrring
de oorbel
52
das Piercing
de piercing
53
das Tattoo
de tatoeage
54
das Armband
de armband
55
die Kette
de ketting
56
der Tagesausflug
het dagje uit
57
der Freizeitpark
het attractiepark, het pretpark
58
das Freilichtmuseum
het openluchtmuseum
59
das Festival
het festival
60
die Öffnungszeiten
de openingstijden
61
die Kasse
de kassa
62
die Eintrittskarte / das Ticket kaufen
het toegangsbewijs / kaartje kopen
63
der Zugang
de entree
64
der Eintrittspreis
de entreeprijs
65
die Zugänglichkeit für Menschen mit einer Einschränkung
de toegankelijkheid voor mensen met een beperking
66
die Attraktion
de attractie
67
die Achterbahn
de achtbaan
68
kopfüber gehen
over de kop gaan
69
in der Warteschlange stehen
in de rij staan
70
die Wartezeit
de wachttijd
71
das historische Gebäude
het historische gebouw
72
die Führung, der Rundgang
de rondleiding
73
parken
parkeren
74
der Parkplatz
de parkeerplek
75
angenehm warm
lekker warm
76
das Wetter
het weer
77
die Sonne
de zon
78
scheinen
schijnen
79
die Wolke
de wolk
80
bewölkt
bewolkt
81
der Wind
de wind
82
wehen
waaien
83
das Grad, die Grade
de graad, de graden
84
Es sind zehn Grad.
Het is tien graden.
85
mir ist warm/kalt
ik heb het warm/koud
86
der Regen
de regen
87
regnen
regenen
88
der Sturm
de storm
89
stürmen
stormen
90
der Hagel
de hagel
91
hageln
hagelen
92
neblig
mistig
93
das Gewitter
het onweer
94
trocken
droog
95
Morgen ist schlechtes/schönes Wetter.
Morgen wordt het slecht/mooi weer.
96
Heute ist schlechtes/schönes Wetter.
Vandaag is het slecht/mooi weer.
97
am Montag
op maandag
98
am Wochenende
in het weekend
99
bis
tot
100
bis einschließlich
tot en met
101
gestern
gisteren
102
vorgestern
eergisteren
103
übermorgen
overmorgen
104
in zwei Tagen
over twee dagen
105
unter der Woche
door de week, doordeweeks
106
letzte Woche
vorige / afgelopen week
107
nächste Woche
volgende week
108
der Durst
de dorst
109
Mineralwasser ohne Kohlensäure
spa blauw
110
Mineralwasser mit Kohlensäure
spa rood
111
das Erfrischungsgetränk
het fris
112
das Bier / oft: das 'Bierchen'
het bier / vaak: het biertje
113
das alkoholfreie Bier
het alcoholvrije bier
114
das Törtchen
het gebakje
115
das Eis
het ijsje
116
der Eisbecher
de beker ijs
117
der heiße Kakao mit Sahne
de warme chocolademelk met slagroom
118
der Hunger
de honger
119
kleine, runde Fleischkrokette
de bitterbal
120
der Käse-Schinken-Toast
de tosti
121
etwas bestellen
iets bestellen
122
der Kellner
meneer, de ober
123
die Kellnerin
mevrouw, de serveerster
124
bitte (informell), bitte (formell)
alsjeblieft, alstublieft
125
Zwei Kaffee, bitte.
Twee koffie alstublieft.
126
Gerne zwei Kaffee.
Twee koffie graag.
127
Für mich/uns Zwei Kaffee, bitte.
Voor mij/ons twee koffie, alstublieft.
128
Ich möchte gerne Zwei Kaffee, bitte.
Ik wil graag twee koffie, alstublieft.
129
Ich würde gerne zwei Kaffee bestellen, bitte.
Ik zou graag twee koffie bestellen, alstublieft.
130
Könnte ich bitte zwei Kaffee haben?
Mag ik twee koffie, alstublieft?
131
zahlen
betalen, afrekenen
132
die Rechnung
de rekening
133
Kann ich zahlen, bitte?
Kan ik afrekenen, alstublieft?
134
Kann ich mit EC-Karte zahlen?
Kan ik pinnen?
135
das Trinkgeld
de fooi
136
das (biologische) Frischprodukt
het (biologische) versproduct
137
die Tomate
de tomaat
138
die Möhre
de wortel
139
die Zwiebel
de ui
140
die Gurke
de komkommer
141
die Bohne
de boon
142
die Zucchini
de courgette
143
die Aubergine
de aubergine
144
der Blumenkohl
de bloemkool
145
der Brokkoli
de broccoli
146
der Kopfsalat
de sla
147
der Kürbis
de pompoen
148
die Kartoffel
de aardappel
149
das Obst
het fruit
150
der Apfel
de appel
151
die Banane
de banaan
152
die Birne
de peer
153
die Erdbeere
de aardbei
154
die Himbeere
de framboos
155
die Orange
de sinaasappel
156
der Pfirsich
de perzik
157
die Beere
de bes
158
die Mandarine
de mandarijn
159
die Ananas
de ananas
160
die Molkerei-Produkte
de zuivel
161
die Butter
de boter
162
die Milch
de melk
163
der Käse
de kaas
164
der Joghurt
de yoghurt
165
der Quark
de kwark
166
das Ei die Eier
het ei de eieren
167
das Fleisch
het vlees
168
der Fisch
de vis
169
das Brot
het brood
170
die Katze
de kat, de poes
171
das Meerschweinchen
de cavia
172
der Kopf (bei Tieren)
de kop
173
das Maul
de bek
174
die Pfote
de poot
175
der Schwanz
de staart
176
das Fell
de vacht
177
die Feder
de veren
178
das Herrchen
het baasje
179
streicheln
aaien
180
pflegen
verzorgen
181
füttern
voeren, voederen
182
der Halsband
de halsband
183
die Leine
de riem
184
das Körbchen
de mand
185
das Schwein
het varken
186
das Huhn
de kip
187
der Hahn
de haan
188
das Vieh
het vee
189
zu Besuch
op bezoek op visite
190
Geburtstag
verjaardag jarig zijn
191
Hochzeit
huwelijk bruiloft
192
Krankheit
ziekte
193
Beerdigung
de uitvaart begrafenis crematie resomatie
194
Geburt
geboorte
195
Valentinstag
Valentijnsdag
196
Ostern
Pasen
197
Nikolaus
Sinterklaas
198
Weihnachten
Kerstmis
199
Silvester
Oud en Nieuw
200
die Abflughalle
de vertrekhal
201
die Ankunftshalle
de aankomsthal
202
der Fahrradstand
de fietsenstalling
203
der Radweg
het fietspad
204
de e-bike das e-Bike
de elektrische fiets
205
das Rennrad
de wielrenfiets de racefiets
206
das Motorrad
de motor
207
das Moped
de bromfiets de brommer
208
der Elektroroller
de e-scooter de elektrische scooter