Voortplanting Flashcards
(24 cards)
Mannelijke Voortplantingsorganen
Organen zoals testikels, bijbal, zaadleiders en penis die betrokken zijn bij de productie en transport van zaadcellen.
Abortus
Het onderbreken van een zwangerschap, waarbij religieuze standpunten ethiek in conflict kunnen brengen met wetenschappelijke overwegingen.
Genetisch Materiaal - DNA
Dubbele helixstructuur gevormd door nucleotiden (fosfaat, deoxyribose en stikstofbasen) die genetische informatie dragen.
Allel
Dominant: Een allel dat de eigenschap bepaalt, zelfs als er slechts één kopie aanwezig is (bijv. A).
Recessief: Een allel dat alleen tot uitdrukking komt als er twee kopieën van aanwezig zijn (bijv. a).
Menstruele Cyclus
Regulatie door hormonen zoals oestrogeen, progesteron, LH en FSH die leidt tot eisprong en opbouw/afstoting van baarmoederslijmvlies.
Zaadcelvorming
Proces van spermatogenese waarbij LH en FSH van de hypofyse de testikels stimuleren om zaadcellen en testosteron te produceren.
Cell Cyclus
Het proces waardoor een cel groeit, zijn DNA repliceert, zich voorbereidt op deling en zich deelt om dochtercellen te produceren.
Overervingspatronen
De manier waarop eigenschappen worden doorgegeven van ouders op nakomelingen, zoals dominant-recessieve overerving, meerdere allelen en geslachtsgebonden eigenschappen.
Celkern
De controlekamer van een cel waar het DNA is opgeslagen; reguleert celactiviteiten zoals groei, metabolisme en reproductie.
Geslachtshormonen
Chemische stoffen zoals oestrogeen, progesteron en testosteron die de ontwikkeling van voortplantingsorganen beïnvloeden.
Anticonceptiva
Middelen zoals de pil die zwangerschap voorkomen door ovulatie te onderdrukken; kunnen hormonaal of niet-hormonaal zijn.
DNA Replictie
Het proces waarbij een DNA-molecuul wordt gekopieerd om een identieke kopie te produceren in de S-fase van de celcyclus, met behulp van enzymen zoals DNA-polymerase.
Eierstokken
Orgaan dat eicellen produceert en vrouwelijke geslachtshormonen bevat, zoals oestrogeen en progesteron.
Evolutie
Het proces van geleidelijke veranderingen in soorten in de loop van de tijd, aangedreven door mechanismen zoals natuurlijke selectie, waarbij individuen met voordelige eigenschappen worden bevoordeeld.
Eiwitsynthese
Proces waarbij de celkern instructies van DNA doorgeeft aan ribosomen die eiwitten synthetiseren in het cytoplasma of ER.
Mitosis/Meiosis
Processen waarbij een cel zijn genetisch materiaal deelt om twee (mitose) of vier (meiose) dochtercellen te produceren met een complete set chromosomen.
Genetische Variatie
Verschillen in genetische samenstelling tussen individuen als gevolg van een combinatie van genetisch materiaal en omgevingsinvloeden.
Natural Selection
Het principe waardoor organismen met eigenschappen die beter bij hun omgeving passen een grotere kans hebben om te overleven en zich voort te planten, en deze eigenschappen door te geven aan toekomstige generaties.
Soortvorming
Ontstaan van nieuwe soorten door variatie, natuurlijke selectie en isolatie, met genetische drift als mogelijke factor.
Biodiversiteit en Klimaatverandering
Klimaatverandering kan biodiversiteit beïnvloeden, met soortuitsterving en aanpassingen als gevolg, terwijl migratie nieuwe biodiversiteit kan genereren.
Moderne Evolutietheorie
Integratie van genetica en Darwins theorie, waarbij mutaties, genetische drift en genenstroom belangrijke factoren zijn.
Scheppingsleer/Creationisme
Gelooft in onveranderlijke schepping van soorten, in tegenstelling tot evolutietheorie die soorten ziet als veranderlijk en afstammend van gemeenschappelijke voorouders.
Genetica
Studie van genen en erfelijkheid, DNA-onderzoek toont genetische overeenkomsten tussen soorten aan.
Wetenschappelijk Onderbouwde Argumenten
Evolutietheorie wordt ondersteund door veel bewijs uit verschillende wetenschappelijke disciplines zoals paleontologie, genetica en moleculaire biologie.