voortplanting Flashcards

(25 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting?

A

Geslachtelijke voortplanting gebruikt unieke voortplantingscellen → genetische variatie. Ongeslachtelijke voortplanting maakt exacte kopieën → geen variatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een voordeel van ongeslachtelijke voortplanting?

A

Snelle vermenigvuldiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een nadeel van geslachtelijke voortplanting?

A

Trager proces en partner nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn tertiaire geslachtskenmerken?

A

Uiting van seksualiteit (kleding, gedrag, cultuur).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar worden zaadcellen geproduceerd?

A

In de teelballen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk hormoon regelt de mannelijke vruchtbaarheid?

A

Testosteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de volgorde van zaadcelvorming?

A

–> Spermatogonie
→ primaire spermatocyt
→ secundaire spermatocyt
→ spermatide
→ spermatozoïde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke hormonen regelen vrouwelijke vruchtbaarheid?

A

Oestrogeen en progesteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe lang duurt de vruchtbare periode van een vrouw met een cyclus van 30 dagen?

A

Ovulatie op dag 16 → vruchtbare periode is ca. dag 11-16.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de volgorde van eicelontwikkeling?

A

Follikel met primaire oöcyt
→ rijpend follikel
→ rijp follikel
→ secundaire oöcyt
→ geel lichaam
→ verschrompeld geel lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er tijdens de menstruatie?

A

Afbraak baarmoederslijmvlies; FSH stijgt → follikelgroei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke hormoonpiek veroorzaakt de eisprong (ovulatie)?

A

LH-piek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat produceert het geel lichaam?

A

Progesteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar vindt de bevruchting plaats?

A

In de eileider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel zaadcellen per zaadlozing?

A

Ongeveer 500 miljoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er tijdens de innesteling?

A

De bevruchte eicel hecht zich aan het baarmoederslijmvlies.

17
Q

Welke 3 kiemlagen ontstaan uit de embryoblast?

A

Endoderm, mesoderm, ectoderm.

18
Q

Vanaf wanneer is een foetus levensvatbaar?

A

Vanaf week 24.

19
Q

Wat zijn de functies van vruchtwater?

A

Temperatuur, bescherming, beweging.

20
Q

Wat doet de placenta?

A

Aanvoer zuurstof/voedingsstoffen en afvoer afvalstoffen/CO2.

21
Q

Wat is NIPT?

A

Niet-invasieve prenatale test via bloed van de moeder om chromosoomafwijkingen op te sporen.

22
Q

Wat beïnvloedt vruchtbaarheid?

A

Leeftijd, SOA, leefstijl, medicijnen, anatomie.

23
Q

Wat is kunstmatige inseminatie?

A

Zaadcellen worden rechtstreeks in de baarmoeder geïnjecteerd.

24
Q

Wat is IVF?

A

Bevruchting buiten het lichaam → embryo terugplaatsen.

25
Wat is ICSI?
Wat is ICSI?