Voorzetsel + rijtje Flashcards
(38 cards)
1
Q
Ten gevolge van
A
Infolge +1
2
Q
In plaats van
A
Statt +1
3
Q
Tijdens
A
Während +1
4
Q
Wegens
A
wegens +1
5
Q
binnen
A
Innerhalb +1
6
Q
buiten
A
außerhalb +1
7
Q
ondanks
A
trotz +1
8
Q
naar aanleiding van
A
anlässlich +1
9
Q
aan deze kant van
A
diesseits +1
10
Q
aan de andere kant
A
Jenseits +1
11
Q
uit
A
aus +3
12
Q
behalve
A
außer +3
13
Q
met
A
mit +3
14
Q
naar
A
nach +3
15
Q
bij
A
bei +3
16
Q
sinds
A
seit +3
17
Q
van / door
A
von + 3
18
Q
naar
A
zu +3
19
Q
tegemoet
A
entgegen +3
20
Q
tegenover
A
gegenüber +3
21
Q
zuwider
A
in tegen spraak met +3
22
Q
gemäß
A
overeenkomstig +3
23
Q
aan / op
A
an +3/+4
24
Q
op
A
auf + 3/+4
25
achter
hinter +3/+4
26
naast
neben +3/+4
27
in
in +3/+4
28
over/boven
über +3/+4
29
onder
unter +3/+4
30
voor (plaats en tijd) / geleden
vor +3/+4
31
tussen
zwischen +3/+4
32
tot
bis +4
33
door
durch +4
34
voor
für +4
35
tegen
gegen +4
36
zonder
Ohne +4
37
om
um +4
38
entlang
langs +4