voorzetsels p31-33 + 35 Flashcards
(50 cards)
à (temps)
om
de (temps)
vanaf
après (temps)
na
en (temps)
in, binnen
pendant (temps)
tijdens; gedurende
depuis (temps)
sinds
dans (temps)
over
avant (temps)
voor
par (temps)
per
commencer à (expressions fixe)
beginnen te
s’habituer à (expressions fixe)
wennen aan
penser à (expressions fixe)
denken aan
avoir envie de (expressions fixe)
zin hebben om
rêver de (expressions fixe)
dromen van
changer de (expressions fixe)
veranderen van
emménager dans (expressions fixe)
samenwonen in
entouré de (expressions fixe)
omringd door
loin de (expressions fixe)
ver van
jaloux de (expressions fixe)
jaloers op
content de (expressions fixe)
tevreden met
quelque chose de (expressions fixe)
iets
assez de (expressions fixe)
genoeg
tant de (expressions fixe)
zoveel
dépassé par (expressions fixe)
overrompeld door