Vrouwelijk geslachtstelsel Flashcards

(58 cards)

1
Q

Noem de lagen van het ovarium (buiten naar binnen)

A

Cortex: éénlagig kubisch epitheel, TA, stroma

Medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke lagen bevat de cortex van het ovarium

A

Eénlagig kubisch epitheel (mesotheel)
Tunica albuginea
Stroma: celrijk BW met verschillende diff. stadia van oögenese + corpus luteum en corpus albicans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bevat de medulla van het ovarium? Deze komen binnen via de…

A

bloedvaten
zenuwtakken
lymfevaten
=> komen binnen via de hilus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij de geboorte bevinden alle oöcyten zich in … van …

A

profase stadium van eerste meiotische deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vijf stadia onderscheiden we bij de oögenese

A
  1. primordiale follikel
  2. Eénlagige primaire follikel
  3. Meerlagige primaire follikel
  4. Secundaire follikel
  5. Graafse follikel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor de puberteit bevinden alle eicellen zich in het stadium van

A

primordiale follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkste veranderingen bij de omzetting van primordiale naar éénlagige primaire follikel?

A
  • Oöcyt wordt groter met sterke ontwikkeling kern (= germinaal vesikel)
  • Golgi apparaat wordt groter + intracellulaire vesikels
  • Laagje platte cellen rond oöcyt worden kubisch = follikelcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke veranderingen van éénlagige primaire follikel naar meerlagige primaire follikel?

A
  • o.i.v FSH gaan follikelcellen prolifereren -> meerlagig epitheel rond oöcyt = granulosacellen
  • tussen öocyt en granulosa = ZP (laag glycoproteïnen)
  • tussen granulosa en omgevend stroma = BM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veranderingen tussen meerlagige primaire follikel en secundaire (antrale) follikel?

A
  • Granulosacellen produceren secreet = liquor folliculi -> deze vloeien samen tot het antrum en verdringen granulosacellen.
  • Oöcyt wordt nog omgeven door de corona radiata en hangt vast aan omgevende follikelcellen door cumulus oöphorus.
  • Tussen granulosacellen: Call-exner bodies (Pas+).
  • Stroma/bindweefselcellen buiten BM differentiëren zich in theca interna en theca externa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn call-exner bodies?

A
  • Proteïne-achtig product, geproduceerd door granulosacellen
  • Pas +
  • aggregaten van lamina basalis (collageen type 4 en laminine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is theca interna?

A
  • Endocriene klier: productie androgenen

- Gevasculariseerde laag, veel epitheloïde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is theca externa?

A
  • gecondenseerd stroma

- contractiele elementen (nodig bij ovulatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met de hormonen die beginnen bij androgenen uit theca interna?

A

Granulosacellen zetten om naar oestrogeen.

Oestrogeen remt FSH en stimuleert LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er onder invloed van LH in ovarium?

A
  • Vlak voor ovulatie: Primair oöcyt beëindigt meiose 1 met vorming van secundaire oöcyt en uitstoot poollichaampje 1.
  • Secundaire oöcyt begint dan aan meiose 2 en valt stil in metafase.
  • Liquor folliculi neemt toe en Graafse follikel duwt mesotheel en TA helemaal plat -> ischemische zone = stigma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt het corpus luteum als er geen bevruchting optreedt?

A

corpus luteum menstruationis

corpus luteum spurium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt het corpus luteum na bevruchting?

A

corpus luteum verum

corpus luteum gravitatis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het corpus luteum verum/ gravitatis blijft bestaan onder invloed van

A

HCG (uit trofoblast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Corpus albicans: door de cellen van de … wordt … aangemaakt

A

theca externa

dicht collageen bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 delen onderscheiden we aan de eileider

A

ampulla: infundibulum en fimbriae
istmus
intramuraal deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Uit welke 3 (histologische) lagen bestaat de eileider

A

mucosa
muscularis
serosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf de ampulla (histologisch)

A
  • mucosa: sterk geplooid, hoog cilindrisch en trilhaarEp, LP= sterk gevasculariseerd
  • muscularis: 2 spierlagen
  • serosa: afgeplat mesotheel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beschrijf de istmus histologisch

A
  • mucosa: minder geplooid dan ampulla, LP minder gevasculariseerd
  • muscularis : dikker dan ampulla
  • serosa: laagje afgeplat mesotheel (cfr. ampulla)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Beschrijf intramuraal deel tuba histologisch

A

mucosa: bijna vlak, minder plooien
muscularis: gaat over in spierlaag uterus
geen eigen serosa (deze van uterus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de hormonale invloed op de eileider?

A

Het epitheel van de eileider + muscularis is afhankelijk van de menstruele cyclus.
Folliculaire fase: meerrijig
Ovulatoire fase: meer trilhaarcellen dan secretoire
Luteale fase: meer secretoire cellen

25
Welke delen onderscheiden we histologisch voor de uterus?
``` Mucosa= endometrium Muscularis = myometrium Serosa/adventitia = perimetrium (= peritoneum?) ```
26
Beschrijf mucosa van uterus
- cilindrisch secretoir epitheel + trilhaar epitheel - dikke LP: zeer celrijk stroma, weinig vezels - endometrium: twee functionele zones
27
Beschrijf de twee functionele zones van het endometrium
- Zona functionalis: epitheel, stroma (LP) en klierbuizen | - Zona basalis: tegen myometrium, reservelaag
28
Beschrijf Zona functionalis van endometrium
- Dikste laag - Epitheel - stroma met bloedvaten (oa. Aa. helicinae) - klierbuizen - Wordt afgestoten tijdens menses
29
Beschrijf de zona basalis
Diep, tegen myometrium enkel dunne klierbuizen + rechte bloedvaten reservelaag
30
De muscularis (myometrium) bevat
3 lagen spiercellen
31
Welke fasen onderscheiden we bij de menstruele cyclus?
``` Vroeg proliferatief Laat proliferatief Vroeg secretoir Laat secretoir Menstruele fase ```
32
Wat zijn de eigenschappen van een vroeg proliferatieve fase?
- net na menses (start dag 5) - herstel vanuit zona basalis - cilindrisch epitheel op dunne stroma laag - enkel rechte klierbuisjes
33
Eigenschappen late proliferatieve fase
- eindigt op dag 14 - oiv oestrogeen -> groei van klierbuizen en stroma - hoog cilindrisch epitheel - lange rechte klierbuizen met meerrijig epitheel - dik oedemateus stroma (de klierbuisjes lijken dicht te zitten) - kernen klierbuizen = ongeordend! - veel mitosen - spiraalvormige arteriën groeien vanuit zona basalis
34
Eigenschappen van vroeg secretoire fase
- Dag 15-17 - Oiv progesteron neemt stroma toe in dikte - Oedeem neemt af na ovulatie - Kernen = apicocentraal (basaal glycogeen in cytoplasma) - Aa helicinae nemen toe
35
Eigenschappen late secretoire fase/ luteale fase
- Dag 18-28 - Oiv progesteron: stroma neemt toe in dikte - Opnieuw meer stromaal oedeem - Aa Helicinae nemen toe + vertakkingen - Sterk kronkelende (zaagtandvormige) klierbuizen - Kernen terug basaal - Apicaal onregelmatig cytoplasma
36
Eigenschappen menstruele fase
Aa. helicinae contraheren -> bloed komt in stroma terecht -> bloed breekt door stroma oppervlak, dat mee afscheurt
37
Wat gebeurt er met het endometrium bij zwangeschap?
HCG zorgt ervoor dat corpus luteum prog + oestro | Hierdoor blijft endometrium in luteale fase
38
Hoe heten de plooien (in alle richtingen) van de endocervix?
plicae palmatae
39
Eigenschappen mucasa cervix
- plicae palmatae - hertegewei klierbuizen - hoogcilindrisch epitheel (kernen basaal = mucineus)
40
Welke hormonen mbt cervicaal secreet
oestrogeen maakt secreet visceus (sperma doorgank) | progesteron maakt secreet hard (ondoorgank)
41
Wat zijn ovula van Naboth?
Cysten op cervix ontstaan door verstopping van klierbuizen door secreet
42
Welk epitheel op exocervix (= portio vaginalis)
meerlagig, niet verhoornd (soms parakeratotisch) plaveiselepitheel
43
Hoe noemt men de grens tussen endo en exocervix? klinisch belang?
squamocolumnaire junctie. | hier ontstaat cervixCA
44
Wat zijn SIL? onderverdeling?
Squamous intra-epithelial lesion = atypische squameuze cellen. LSIL en HSIL
45
Wat is de histologische opbouw van de vagina?
mucosa: meerlagig niet verhoornd /parakeratotisch pl.E lamina propria muscularis adventitia
46
Welke vijf lagen heeft het epitheel van de vagina?
``` Stratum basale/geminativum Stratum spinosum profundum Stratum spinosum superficiale Stratum granulosum Stratum superficiale ```
47
Eigenschappen lamina propria vagina?
Celrijk BW Immunologische cellen goed gevasculariseerd -> transsudatie = vaginavocht
48
Muscularis van de vagina?
2 spierlagen | onderaan M. bulbospongiosus
49
Histologische eigenschappen labia majora
Meerlagig verhoornd plaveisel epitheel | Lamina propria: BW, vet, gladde spiercellen ( ~ Tunica dartos), talg- en zweetklieren, haren
50
Histologische eigenschappen labia minora
meerlagig, licht verhoornd pl.epitheel sterk gepigmenteerd vanuit basale laag LP: talrijke diepe papilen (waar epitheel op rust), weinig vet, geen haren, wel talg- en zweetklieren
51
Epitheel vestibulum en hymen
meerlagig verhoornd plaveiselepitheel
52
Epitheel klieren van Bartholin
meerlagig cilindrisch epitheel
53
De borstklier lijkt sterk op een
apocriene zweetklier in vetweefsel
54
De ontwikkeling van de borstklier in de puberteit is onder invloed van
oestrogeen
55
Openingen van de ducti lacteferi bevinden zich thv de ... en niet thv de ...
tepel | areola
56
Wat is eigen aan de dermis van tepel en areola
Veel grote dermale papillen, waardoor bloedvaten dicht tegen het oppervlak komen. Veel gladde spiercellen Veel talgklieren²
57
Wat zijn de tuberkels van Montgomery?
Gewijzigde talgklieren in de areola. | Prodcutie olieachtig vocht (smeren van tepel en areola)
58
Prepubertair zijn er in de borstklier wel al ... maar nog geen ... delen
klierbuizen (volle of holle) | geen secretoire delen