Wat is cultuur? Flashcards

(34 cards)

1
Q

interculturele communicatie

A
  1. definitie
    - bewust worden + (h)erkennen van basiswaarden van jezelf en andere culturen;
    - hier rekening mee houden
  2. intercultureel vakmanschap
    - houding
    - kennis
    - vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

opvoeden in Vlaanderen

A
  1. algemeen
    - waarden en normen > ruggengraat van ons bewuste en onbewuste opvoedingsproject
    - opvoedingsenquête (2008): zelfvertrouwen, eigen mening hebben, aardig zijn
  2. website: Atlas of European Values
    - onderzoeken over waarden en normen:
    - European Values Study;
    - World Values Study over normen en waarden in Europa en de wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

identiteit

A
  1. algemeen
    - elk mens = soort unieke combinatie van verschillende ‘subculturen’
    - afh van hoe we kijken naar ‘sociale context’ waarbinnen we geprogrammeerd worden
    - vb. etnische cultuur, cultuur van sociale klasse, cultuur binnen een hobby, …
  2. meervoudige identiteit
    - verschillende deeltjes van onze identiteit > overlappen en beïnvloeden elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cultuur en diversiteit

A
  1. algemeen
    - mens = unieke combinatie van aangeboren en aangeleerd gedrag
    - link met diversiteit > meervoudige identiteit en allemaal verschillend van elkaar + verbinding;
    - midden tussen een ‘groepsbenadering’ en doorgedreven ‘individuele benadering’
  2. toepassing
    - groepsbenadering > top-down, vanuit de dominante groep = gevolg: stigmatisering + negatief wij-zij verschil
    - kleurenblindheid = verschillen betekenisloos > belangrijke sociale en culturele invloeden van geen tel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociaal-cultureel bewustzijn

A
  1. algemeen
    - respectvolle manier omgaan met alle gezinnen en alle ouders
    - cruciaal: bewust zijn dat het gedrag, het denken en het voelen > mee bepaald door sociale contexten;
    - waarin ze zijn opgegroeid en leven, en (sub)culturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interculturele gespreksvoering en communicatie

A
  1. algemeen
    - boeken: culturen analyseren op basis van kenmerken (vb. machtsafstand, verschil mannen en vrouwen)
    - geen kant-en-klare handvaten voor communicatie > wel inzichten
  2. aandachtspunten
    - cultuur is geen vaststaand gegeven (geen enkele ouder > reduceren tot één cultuur)
    - veel ouders = meerdere culturen + diverse referentiekaders
    - kinderen van migranten (Third Culture Kids/Adults): combinatie culturele identiteiten + vaak flexibel referentiekader
    - communicatie moet open en dynamisch blijven (zonder één cultureel perspectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderverdeling in basiswaarden

A
  1. algemeen
    - voordeel: fundamentele zaken, zoals het verschil tussen mannen en vrouwen, of de machtsafstand tussen verschillende mensen;
    - op verschillende manieren benaderd
  2. cultural humility
    - ondersteunen in de communicatie tussen mensen met verschillende culturele identiteiten
    - bewust van eigen basiswaarden + nieuwsgierig naar deze van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cross-cultureel en intercultureel

A
  1. cross-cultureel
    - focus: het vergelijken van verschillende culturen
    - bewust zijn van gelijkenissen en verschillen tussen culturen
    - onderzoek in psychologie: ‘WEIRD’ (westelijke landen, educatie, industrie, rijke landen en democratie)
  2. intercultureel
    - daadwerkelijke interactie en relatie tussen individuen en groepen met andere cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarden

A
  1. definitie
    - opvattingen of overtuigingen: wat iemand belangrijk en wenselijk vindt
    - vaak een oordeel over gedrag
    - normen = ongeschreven verwachtingen
  2. waarden in de psychologie
    - belangrijke drijfveren van psychologisch functioneren
    - hoe men de wereld om zich heen begrijpt > bewust en onbewust beïnvloed
    - conclusie: in crossculture psychologie spelen culturele waarden een grote rol > verklaring verschillen tss culturele groepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn culturele waarden?

A
  1. definitie
    - als bepaalde waarde in een maatschappij, regio, of land wordt gedeeld en het psychologisch functioneren van de individuen beïnvloedt
    - literatuur: onderscheid ‘cultuurspecifieke’ en ‘universele culturele’ waarden
  2. cultuurspecifieke waarden:
    - cultuurgebonden: in cultuur opgegroeid of cultuur grondig eigen maken
    - vb. genderspecifieke eerwaarden (in mediterrane, Midden-Oosterse en Zuid-Amerikaanse culturen)
  3. universele culturele waarden:
    - in iedere cultuur > door ieder individu begrepen
    - ieder individu in bepaalde mate, of in bepaalde situatie, belang aan hecht
    - verschillen in hoeverre die waarden gemiddeld op voorgrond staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

algemeen individualisme en collectivisme

A
  1. individualisme
    - individu en zijn persoonlijke belangen centraal
    - het vooropstellen van individuele vrijheid, zelfstandigheid en persoonlijke doelen
    - assertiviteit, jezelf kunnen zijn
  2. collectivisme
    - sociale groep en belangen van die groep centraal
    - sociale verantwoordelijkheid, groepssolidariteit en sociale verplichtingen
    - loyaliteit, gehoorzaamheid en groepsharmonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

valkuilen

A
  1. etnocentrisme (≠ etnorelativisme)
    - eigen cultuur als maatstaf/normaal en andere beoordelen
    - eigen referentiekader als ‘juist’ en ander als abnormaal
  2. stereotiepe verwachtingen
    - vermijd veralgemening over groep mensen
    - wees je bewust van individuele verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

genuanceerde kennis en cultureel nederige houding

A
  1. algemeen
    - universele waarden (komen in elke cultuur voor) > mensen verschillen in hun waardeoriëntaties
    - waarden zijn dynamisch en veranderen over tijd
    - vraag wat iemand belangrijk vindt (veronderstel niet)
  2. cultureel nederige houding
    - je bent geen expert, wees nieuwsgierig
    - wees je bewust van je eigen waarden, normen, opvattingen en gedragingen
    - je bent nooit uitgeleerd, want cultuur is dynamisch
    - erken privileges en discriminaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vergelijking individualisme en collectivisme

A
  1. Hofstedes individualisme-collectivisme
    - onderzoek naar werkattituden van de werknemers
    - eendimensionale benadering
    - belangrijke eerste aanzet naar culturele verschillen in waardeoriëntatie
    - focus: individualistische waarden op landniveau (dus hogere score op individualisme > automatisch lagere score op collectivisme)
  2. tweedimensionale benadering
    - twee afzonderlijke dimensies: belang van zowel individualistische als collectivistische waarden;
    - fundamentele behoeften van de mens
    - universeel en beide in iedere cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de invloed van de omgeving op individualisme en collectivisme

A
  1. algemeen
    - landniveau: omgeving cruciale rol > ene cultuur meer individualistisch-georiënteerd en ander meer collectivistisch-georiënteerd
    - modernisatie en burgerlijke emancipatie > de individualistische waarden hoog ≠ minder economische welvaart > afh van directe omgeving
  2. zijn culturen onveranderbaar?
    - nee, samenlevingen en hun economieën veranderen door de tijd heen
    - dynamisch en niet statisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

individualistische en collectivistische waarden op individueel niveau

A
  1. algemeen
    - het leven in een individualistisch- of collectivistisch-georiënteerde cultuur;
    - rol van ouders, leerkrachten en de media in de waardeontwikkeling van kinderen
    - zowel bewuste als onbewuste socialisatie > geleerd wat hoort en wat belangrijk is
    - individualistisch: nadruk unieke eigenschappen, zelfredzaamheid en eigen interesses ≠ collectivistisch: welzijn en harmonie
  2. experimenteel onderzoek
    - mate waarin mensen waarden hechten aan individualisme en collectivisme = flexibel + mee veranderen met de omstandigheden
    - crossculturele literatuur: bijna alle aandacht nr individualisme en collectivisme > ook andere zoals ‘waarden van Schwartz’
17
Q

waarden van Schwartz

A
  1. algemeen
    - grootschalig vragenlijstonderzoek
    - doel: universele menselijke waardeoriëntaties in kaart brengen
    - 3 universele vragen;
  2. wat is de relatie tussen een individu en groep?
    - conservatisme: belang van sociale orde en vermijden van gedrag die de groepssolidariteit kunnen schade
    - autonomie: uiten van eigen ideeën en onafhankelijk gedrag
18
Q

waarden van Schwartz (2-3)

A
  1. hoe kan de mens zich op verantwoordelijke wijze gedragen?
    - hiërarchie: belang van machtsverschillen tussen mensen
    - egalitarisme: belang van gelijkwaardigheid
  2. hoe verhoudt de mens zich tot de natuur en de sociale wereld?
    - harmonie: belang van in harmonie leven met de natuur en anderen
    - heerschappij: bedwingen van anderen
19
Q

eer

A
  1. eerculturen
    - mensen in het Middellandse zeegebied, Midden-Oosten, Zuid-Amerika en zuiden van de Verenigde Staten
    - universele waarden
    - belang aan integriteit, moraliteit, sociale status en sociale reputatie;
    - eerlijk, betrouwbaar en respectvol en het juiste proberen doen in allerlei situaties;
    - onderzoekers: waarde van persoon in eigen ogen, maar ook van anderen en samenleving
  2. verschillende domeinen
    - universele domeinen: vormen van integriteit en sociale reputatie
    - domeinen die cultuurspecifiek zijn: familiale eer, feminiene en masculiene eer
20
Q

hoe reageren mensen als hun persoonlijke eer wordt bedreigd?

A
  1. algemeen
    - beledigd of vernederd? > gevoelens van schaamte en boosheid;
    - cortisol levels omhoog + neiging zich te verdedigen door (verbaal) agressief gedrag en wraak
    - extreme situaties = eergerelateerd geweld
  2. niet bedreigd?
    - moreel en sociaal gedrag > constructieve manier reageren
    - niet-beledigende conflictsituaties, samenhangen met verminderende intentie > voor eigen belang vechten
    - integriteitsdomein van eer, nadruk = moreel, eerlijk en loyaal handelen
21
Q

wat is het zelf?

A
  1. algemeen
    - William James: onderscheid 2 vormen van zelf;
    - ik-zelf = gecompliceerd begrip > de ziel (lastig te onderzoeken);
    - mij-zelf = zelfkennis, zelfregulatie, zelfwaardering > meest onderzocht in sociale psychologie + centraal in crosscultureel onderzoek
  2. twee typen zelfkennis:
    - declaratieve zelfkennis = wat we bewust weten + kunnen beschrijven (vb. beeld van onszelf > zelf-schema’s;
    - evaluatie van onszelf oftewel ons zelfvertrouwen
    - procedurele zelfkennis = impliciete, onbewuste kennis (vb. relaties met anderen, hoe we reageren > aangeleerd uit jeugd)
22
Q

wat is de functie van het zelf?

A
  1. algemeen
    - verschillende doelen of functies:
    - zelfregulatie = vermogen om een gedachte, gevoel of handeling te controleren of aan te passen;
    - focus: langetermijndoelen en directe impulsen bedwingen of negeren
    - gevoel van identiteit = sociale identiteiten vb. vrouwen, studenten, Belgen
  2. informatieverwerking
    - idee van onszelf > beter categoriseren en verwerken van informatie (relevant voor het zelf)
    - stimulatie: perspectief innemen van ander + meevoelen (empathie)
23
Q

uniek of deel van de groep

A
  1. algemeen
    - Twenty statement test: instrument om zelfconcept te meten
    - zelfconcept of zelfconstructie = zichzelf zien in relatie tot anderen of hoe iemand zich onderscheidt
    - culturen kijken anders naar het zelf > onafhankelijke en interafhankelijke zelfconstructie
  2. onafhankelijke zelfconstructie
    - focus: unieke individu
    - eigen keuzes, creatief en origineel > persoonlijke controle
    - culturele met ‘meer’ onafhankelijke = positief gezien om ‘anders’ te zijn
    - analytische manier van informatieverwerking: stimuli meer los van context
24
Q

interafhankelijke zelfconstructie

A
  1. algemeen
    - focus: onderdeel zijn van gemeenschap, aanpassen aan doelen van groep
    - meer geneigd aan te passen aan doelen en waarden van de groep;
    - meer contextgebonden > hangt af van situatie en sociale relaties
    - holistische manier van informatieverwerking: context betrekken
  2. type persoon:
    - meer redeneren vanuit de groep
    - minder onderscheiden + willen opvallen > in groep willen opgaan (vb. bedrijven: 7 van de 10 gebruiken dit product)
25
crossculturele verschillen in zelfvertrouwen
1. algemeen - belangrijke rol: dagelijks functioneren en relaties met anderen - culturele verschillen met betrekking tot invulling: - mensen met onafhankelijke > scoren gemiddeld hoger op zelfvertrouwen (dan meer interafhankelijke zelfconstructie) 2. andere manier van kijken naar positief zelfbeeld: - in meer individualistische landen: goed - in meer collectivistische landen: onbelangrijk of bedreigend (groepsharmonie)
26
strategieën om met zelfbeeldbedreiging om te gaan
1. algemeen - leidt tot verschillen in motivatie na falen en succes - kanttekening: toch universele neiging tot zelfversterking? > maar (denken in andere termen positief over zichzelf); - individual. vs. coll. eigenschappen 2. andere strategieën - onafhankelijke zelfconstructie: zelfversterking = positieve aspecten benadrukken en negatieve verdoezelen - interafhankelijke zelfconstructie: zelfwegcijfering = mogelijkheid tot groei zien, zichzelf willen verbeteren (kritisch zijn)
27
persoonlijkheid
1. definitie - neiging van personen tot bepaalde gedragingen, gevoelens en gedachten; - zijn relatief consistent in verschillende situaties - persoonlijkheidstests bij personeelsselectie 2. dimensies van persoonlijkheid - Big Five-persoonlijkheidsfactoren (extraversie, vriendelijkheid, gewetensvolheid, neuroticisme en openheid voor ervaringen) - de HEXACO (model): zesde factor 'integriteit' - onderzoek uitgevoerd in niet-westerse landen, zoals China en Zuid-Afrika > focus: sociaal-relationele oriëntatie
28
culturele relatiemodellen
0. algemeen - dominante relatiemodel = wat het betekent om een goede relatie te hebben - sommige culturen = combinatie van onafhankelijkheid en interafhankelijkheid (vb. sommige culturen in China, Turkije, Korea en Griekenland > materiële onafhankelijkheid + psychologische interafhankelijkheid 1. onafhankelijke relatiemodel - individuen staan los van elkaar + wie je bent wordt bepaald door jezelf; - relatiewaarden zoals autonomie, authenticiteit en positief gevoel van eigenwaarden - benadrukt in westerse culturele contexten, zoals de Verenigde Staten 2. interafhankelijke relatiemodel - individu is sterk verbonden met anderen > dus: anderen belangrijk deel van wie het individu is - relatiewaarden zoals harmonie, stabiliteit en eenheid centraal - benadrukt in Oost-Aziatische en Latijns-Amerikaanse culturele contexten, zoals Japan en Mexico
29
amae
1. definitie - Japans concept dat centraal staat in verschillende sociale relaties - gevoel dat interactiepartners hebben als de ene persoon een aan de situatie of leeftijd onaangepast verzoek doet en de ander dat verzoek inwilligt - focus: wederzijdse afhankelijkheid en connectie tussen interactiepartners - uitdrukking van onderlinge interafhankelijkheid die specifiek lijkt te zijn voor Japan
30
relationele mobiliteit
1. definitie - de kans en vrijheid in een bepaalde cultuur om nieuwe sociale relaties te kiezen en oude te verbreken 2. toepassing - culturen met onafhankelijke relatiemodel (zoals Noord-Amerika): hoge relationele mobiliteit > relaties flexibel en gemaakt op basis van persoonlijke voorkeur - culturen met interafhankelijke relatiemodel (zoals Noord-Afrika en Zuidoost-Azië): lage relationele mobiliteit > relaties grotendeels vast en gevormd op basis van omstandigheden
31
ouder-kind relaties
1. betekenis - de relatie met ouder(s) en/of andere zorgfiguren > belangrijke sociale relatie die men vanaf start van leven aangaan - ouders leren hoe in wereld kunnen navigeren + wat wenselijk en geaccepteerd is binnen cultuur - verschillende ouderschapsdoelen (hangt samen met culturele relatiemodellen) en ouderschapsstrategieën 2. toepassing: omgaan met meningsverschillen - culturele verschillen in de mate waarin conflict voorkomt; - uiten van emoties en ideeën gestimuleerd > onafhankelijke relatiemodel (ten koste van warmte in ouder-kind relatie) ≠ interafhankelijke relatiemodel (warmte van ouder, ook indien conflict)
32
relaties aangaan en onderhouden
1. algemeen - verschilt per cultuur - onafhankelijke relatiemodel: familie minder invloed > idee: gelukkig huwelijk doordat partners zelf voor elkaar kiezen (vb. op basis van aantrekkelijkheid, verliefdheid of persoonlijke eigenschappen) ≠ interafhankelijke relatiemodel: familie kiest partner 2. de liefdesdriehoek van Sternberg - drie ingrediënten van liefde; - toewijding - intimiteit - passie
33
meningsverschillen (en scheiding)
1. algemeen - omgaan met meningsverschil = verschilt van cultuur tot cultuur - andere ideeën over 'goede' manieren om daarmee om te gaan - Belgische partners: meningsverschillen onvermijdelijk en noodzakelijk voor gezonde relatie; - Japanse partner: te vermijden, door zich aan te passen of onderhandelbare onderwerpen laten rusten 2. begrijpen vanuit relatiemodellen - onafhankelijke cultuur, zoals België: meningsverschil = persoonlijke behoefte uitspreken en autonomie te onderhandelen - interafhankelijke cultuur, zoals Japan: harmonie in relatie bewaren
34
(meningsverschillen) en scheiding
1. onafhankelijke cultuur: - relatie verbreken als niet voldoet aan de behoeften of verwachtingen van partner; - weinig liefde of veel conflicten - scheiding komt regelmatig voor 2. interafhankelijke cultuur - moeilijkheden en conflicten vermijden > harmonie en stabiliteit te garanderen - behouden van relatie wordt aangemoedigd en opgelegd door groter sociale netwerk - scheiding wordt doorgaans afgekeurd en minder dikwijls voor; - relationele mobiliteit heeft ook een invloed