week 1 Flashcards
Uit welke lagen bestaat de vaatwand?
- tunica intima
- endotheelcellen
- subendotheliale laag (soms met gladde spiecellen en vezels).
- lamina elastica interna (niet te zien bij venen) die het kronkellijntje vormt en hierin kunnen de gaten zitten
- tunica media
- gladde spiercellen (circulair gerangschikt)
- elastische lamellae/vezels (wisselende hoeveelheden)
- geen fibroblasten (extracellulaire vezels afkomstig van spiercellen
- lamina elastica externa
- tunica adventitia
- bindweefsel (vooral collagene vezels; longitudinaal)
- vasa vasorum
- nervi vascularis (betrokken bij vasoconstrictie en -dilatatie)
Welke drie typen arteriën zijn er?
- elastische arteriën: grote arteriën. Voor de grote drukverschillen moeten ze elastisch zijn (elastine)
- musculeuze arteriën: middelgrote arteriën (minder elastine maar meer glad spierweefsel), meeste benoemde arteriën in het lichaam
- arteriolen: erg klein en tunica media is 1-3 spierlagen dik.
Wat is een pericyt
Deze cel heeft de functie als steuncel en zit vaak bij een capillair. Het is een soort spiercel die niet de hele capillair omvat.
Noem kenmerken van venen.
bovenste vier belangrijkste
- diameter lumen groter dan arteriën
- niet rond, maar ovaal
- hebben een dunne tunica intima
- hebben kleppen
- alle lagen zijn dunner, waardoor de wandlagen moeilijk te onderscheiden zijn
- lage druk
- tunica intima is niet geplooid
- geen complete lamina elastica interna
- gelegen naast arteriën
- de media bestaat uit kleine bundels gladde spiercellen vermengd met reticuline en elastine vezels
- lamina elastica
- de adventitia is dikker dan media in grote venen
- de bloedstroom is afhankelijk van contractie gladde spiercellen en de kleppen in combinatie met de arteriële pomt en de spierpomp, de adempomp en de hartpomp
Uit welke drie lagen bestaat het hart?
endocard, myocard en epicard
Wat is het vasa vasorum?
kleine vaatjes in de tunica adventitia die de grote vaten t/m de buitenste laag van de tunica media van bloed voorzien (vooral in venen).
Hoe krijgt de tunica media zijn bloedvoorziening?
via de vasa vasorum en het lumen van het bloedvat.
Welke vormen van arteriosclerose zijn er?
Excentrisch:
- artherosclerose
Concentrisch:
- Monckebergse media sclerose (vooral musculeuze arteriën en verkalking)
- hyaline arteriolosclerose (arteriolo dus arteriolen, net als hieronder)
- hyperplastisch arteriolosclerose
Bij wat voor bloedvaten komt atherosclerose voor?
Bij musculeuze en elastische arteriën.
Waaruit bestaat de fibreuze kap bij atherosclerose?
gladde spiercellen gemigreerd uit de tunica media
Hoe zo zijn er bij atherosclerose opeens wel fibroblasten in de tunica media aanwezig?
Door het atheroom mist de tunica media zijn bloed-/zuurstofvoorziening vanuit het lumen. Hierdoor sterven er cellen uit de tunica media af en ontstaat er littekenweefsel gevormd door fibroblasten die gemigreerd zijn uit de tunica adventitia.
Wat is een aneurysma?
Het is een verdikking/verwijding in een bloedvat en ontstaat als gevolg van verslapping van de vaatwand. Het bloed hoopt zich op in de holten en stolt daar a.g.v. de kapotte endotheellaag. Als de verwijding te dik wordt dan zal het bloedvat kapot knappen en ontstaat er een bloeding.
Wat is een dissectie?
Dit is een lekkage in de wand van een bloedvat. De tunica media en tunica intima laten los van elkaar waardoor bloed tussen de lagen van de wand lekt. (kan lijden tot ruptuur).
Welke ionen willen de cel in en welke ionen willen de cel uit?
De cel uit: kalium
De cel in: natrium, calcium en chloride
Welke membraantransporteiwitten zijn er?
- poriën (vb connexon):
- langdurig open
- diffusie van vele moleculen tegelijk; weinig selectief
- met gradiënt mee - kanalen (vb Na-kanaal)
- twee toestanden: open en gesloten
- indien open: diffusie van vele moleculen tegelijk: ion-selectief
- met gradiënt mee - carrier (vb GLUT: glucose transporter)
- conformatie verandert beurtelings bij transport
- diffusie van één/enkele moleculen tegelijk: selectief
- met gradiënt mee - pomp (vb Na/K-ATPase)
- conformatie verandert beurtelings bij transport
- transport van één/enkele moleculen tegelijk: selectief
- tegen gradiënt in, dus energie nodig.
Wat is de NCX voor transporter?
Een secundair actieve antiport die 3 Na+ (de cel in) voor 1 Ca2+ (de cel uit) verwisselt over het plasmamembraan (celmembraan).
Welke twee conformaties heeft de Na/K-pomp?
De E1-conformatie geeft toegang tot het cytosol. Natrium kan worden gebonden en door fosforylatie van ATP kan er een fosfaatgroep worden gebonden aan de pomp. Dit veroorzaakt een conformatie naar E2
E2 geeft toegang tot de extracellulaire ruimt. Hier kan natrium worden afgegeven en kalium worden gebonden. Door defosforylering gaat de pomp weer terug naar E1 (kalium wordt afgegeven).
Welke cellen hebben een pacemaker functie in het hart?
De sinoatriale knoop, de atrioventriculaire knoop en de purkinjevezels.
Hoe ontstaat een actiepotentiaal in een ventriculaire hartspier?
De membraanpotentiaal komt boven een bepaalde drempelwaarde, waardoor kort de natriumkanalen open gaan. Ondertussen gaan ook de calciumkanalen openstaan, waardoor de membraanpotentiaal gedurende langere tijd gedepolariseerd wordt. Als de calciumkanalen sluiten zorgen de kaliumkanalen ervoor dat de membraanpotentiaal weer daalt. (vgm gaan eerst kaliumkanalen open en vlak erna calcium). De NCX (Na/Ca exchanger) draagt ook bij aan het actiepotentiaal: begin actiepotentiaal Na stroom naar buiten gericht; tijdens repolarisatie andersom.
Hoe zijn kanaaleiwitten opgebouwd?
Een kanaaleiwit bestaat uit 24 transmembraanhelices. Deze alfa-helices vormen vier setjes van zes helices met middenin een voltage-sensor: de S4-helix. Deze is positief geladen en zal zich richting het negatief geladen gedeelte keren (in rust richting intracellulaire zijde en tijdens depolarisatie naar extracellulaire zijde (kanaal open)).
Hoe worden actiepotentialen opgewekt in de pacemaker cellen in het hart?
- Bij fase 0 is de drempelwaarde voor de L-type calciumkanalen (zelfde type als in hart- en skeletspiercellen) bereikt en gaan deze kanalen openstaan, waardoor een actiepotentiaal wordt bereikt.
- Vervolgens openen K-kanalen en sluiten de calciumkanalen en later ook de K-kanalen. De repolarisatie is fase 3.
- Tijdens fase 4 zijn de If kanalen (funny current) open: natriumkanalen die opengaan onder een bepaalde drempelwaarde. Hierdoor loopt het membraanpotentiaal op. Een tweede kanaal dat hiervoor zorgt is de T-type calciumkanaal. Deze gaat maar heel even open, maar dit helpt om sneller bij de drempelwaarde van de L-type Ca-kanalen te komen.
Hoe zorgt de parasympaticus voor een verminderde hartfrequentie?
remming van If, stimulatie van Ik en remming van Ica
Hoe zorgt de sympathicus voor een verhoogde hartfrequentie?
verlagen drempelwaarde L-type Ca-kanalen en remming K-kanalen.
Welke stappen doorloopt de depolarisatie van het hart?
- Boezemcontractie wanneer de prikkel van SA naar AV-knoop loopt.
- Depolarisatie van het septum (links naar rechts).
- Prikkel loopt richting apex.
- Linker en rechter ventrikel depolariseren.
- Basale deel van de laterale wand van de linker ventrikel depolariseert (dus de linker ventrikel depolariseert niet in een keer).