Week 1 Flashcards

(36 cards)

1
Q

Plasmamembraan

A

Buitenste gedeelte van de cel die de binnenkant van de cel scheidt van de buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cytoplasma

A

De volledige inhoud van de cel, met uitzondering van de nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cytosol

A

Vloeibare matrix waarin de organellen zijn ingebed. Het cytosol is onderdeel van het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Metaboliet

A

Metabolieten zijn organische tussen- of eindproducten, die ontstaan na verwerking, tijdens de stofwisseling, van een gegeven stof. Bijv.: Aminozuren, ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Metabolisme

A

Alle biochemische processen binnen een cel. Wordt ook wel stofwisseling genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Metaboloom

A

Verzameling van alle metabolieten (producten van de stofwisseling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Metabolomica

A

De studie van het metaboloom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Co-enzym

A

Klein organisch molecuul dat nodig is voor een enzym om zijn functie te vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nucleoide

A

De plek waar het erfelijke materiaal zich bevind in prokaryoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Celkern/nucleus

A

Het door een membraan omsloten deel van een cel waar het genetisch materiaal is opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genoom

A

De gehele erfelijke informatie in een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Genomica

A

De studie van genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eukaryoten

A

Alle organismen waarvan iedere cel een celkern bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aeroob

A

Een organisme dat zuurstof nodig heeft om energie op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anaeroob

A

Een organisme dat geen zuurstof gebruikt om energie op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fotoroof

A

Een organisme dat in staat is om met behulp van licht en de opname van anorganische stoffen te leven

17
Q

Chemotroof

A

Een organisme dat energie krijgt door de oxidatie van chemische verbindingen

18
Q

Autotroof

A

Organsimen die CO2 gebruiken als bron van koolstof voor hun cellen. Ze halen energie uit anorganische stoffen of uit zonlicht

19
Q

Heterotroof

A

Organismen die organische stoffen uit zijn omgeving opneemt en deze gebruikt voor opbouw van celbestanddelen en voor energie

20
Q

Mitochondrion

A

Door een membraan omsloten celorganel dat functioneert als energieomzetter in eukaryoten cellen

21
Q

Chlorplast

A

Ook wel bekend als bladgroenkorrels, zijn groene plastiden in de cellen van veel soorten planten, waarbinnen de fotosynthese plaatsvind

22
Q

Cytoskelet

A

Een netwerk van vibers en buisjes dat de cel stevigheid, vorm en bewegelijkheid geeft.

23
Q

Oligomeer

A

Een chemische verbinding die uit een klein aantal eenheden of monomeren bestaat

24
Q

Eiwit

A

Groot aantal biologische moleculen, die bestaan uit polymere ketens van aminozuren

25
Nucleinezuur
Biologisch molecuul dat bestaat uit nucleotiden. Bijv.: DNA of RNA
26
Proteoom
Verzameling van alle eiwitten van een organisme of van een cel
27
Proteomica
De studie van het proteoom (alle eiwitten in een organisme of cel)
28
Monosachariden
De eenvoudigste koolhydraten: Dienen als basis voor complexere koolhydraten
29
Disachariden
Relatief eenvoudige koolhydraten die worden gevormd door de condensatiereactie van twee monosachariden
30
Polysachariden
Koolhydraten die zijn opgebouwd uit tien of meer monosachariden
31
Glycoom
Het volledige complement van suikers
32
Lipide
Vetten en verachtige stoffen
33
Lipidoom
Alle lipiden binnen een cel
34
Functionele groep
Onderdelen van moleculen met een structureel motief
35
configuratie
Karakteristieke rangschikking van atomen in een molecuul
36
conformatie
Ruimtelijke ordening van atomen in een organische verbinding