week 1 Flashcards

1
Q

organen die een rol spelen in het strafrecht

A
  1. opsporingsambtenaren (bijv politieabtenaren)
  2. het Openbaar Ministerie
  3. de Raadsman (probeert zo vroeg mogelijk voor de verdacht op te komen, en staat hem bij bij het verhoor.
  4. de reclasseringsfunctionaris (betreft de sociale hulpverlening en kan pas na de veroordeling worden ingeschakeld).
  5. de rechter (de raadkamer behandelt vorderingen van het OM)
  6. de griffer (die heeft vooral de taak om op te schrijven wat er voorvalt en gesproken wordt in een proces-verbaal)
  7. een burger (die kan aangifte doen ➞ ter kennis brengen van de politie art 161 Sv. dit moet als je kennis hebt over ernstige feiten. door het slachtoffer kan er een ‘klacht’ worden ingediend
  8. het ministerie van justitie en veiligheid (houdt grotendeels het apparaat van de strafrechtspleging in stand)
  9. de raad voor de rechtbank (de raad verzorgd en verdeelt financiën en bevordert de kwaliteit van de rechtspraak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

drie manieren waarop vervolging kan beginnen

A
  1. dagvaarden
  2. het vorderen van onderzoekshandelingen door de R-C
  3. het vorderen van voorlopige hechtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fasen van het strafrecht

A
  • opsporing
  • vervolging en berechting
  • tenuitvoerlegging en maatregelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doel van het strafrecht

A

= leed toevoeging
wijze om een norm te handhaven omdat er is misdaan
➞ sanctierecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houdt het strafrecht in

A

het is publiekrecht.
➞ het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd

enkel vastleggen negatieve reactie op normschendend gedrag (er is een gedraging die je niet mag doen, als je dit wel doet zijn er consequenties ➞ negatieve reactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn rechtsnormen

A

de regels die uiteindelijk in het recht worden gezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

strafrechtstheorieën

A
  1. vergelding ➞ straf mag niet zwaarder zijn dan wat je hebt gedaan (boeten voor je daden)
  2. generale preventie ➞ dat niemand zich op een bepaalde manier gedraagt (niet alleen op een iemand gericht)
  3. speciale preventie ➞ specifiek bij de betreffende persoon (zodat diegene er van zal leren en niet opnieuw die fout maakt)
  4. reparatie ➞ genoeg doening voor het slachtoffer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bronnen van het strafrecht

A
  • wetten
  • jurisprudentie
  • ongeschreven recht
  • literatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beginselen ten aanzien van de verdachte en raadsman

A
  • onschuldpresumptie en nemo tenetur (niemand mag worden gedwongen om aan zijn eigen veroordeling mee te werken ➞ moet het OM doen)
  • recht op vrijheid ➞ heeft namelijk gevolgen als je zomaar vast gezet mag worden
  • er moeten voorwaarden verbonden worden om een inbreuk te maken op (bijv.) persoonlijke levenssfeer etc.
  • hoor en wederhoor ➞ je moet de getuigen kunnen horen en daarover vragen kunnen stellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beginselen ten aanzien van het OM

A
  • vervolginsmonopolie en opportuniteitsbeginsel
  • beginselen van een goede procedure (vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, zuiverheid oogmerk, subsidiariteit en proportionaliteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beginselen ten aanzien van de rechter

A
  • onafhankelijkheid en onpartijdigheid
  • onmiddelijkheidbeginsel
  • externe openbaarheid
  • geen doodstraf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nemo tenetur beginsel

A

Niemand mag worden gedwongen aan zijn eigen veroordeling mee te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vervolgingsmonopolie

A

Alleen het OM mag van een persoon een verdachte maken ➞ de officier van justitie kiest dit, geen ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opportuniteitsbeginsel

A

Het OM mag zelf beslissen of ze een strafbaar feit vervolgen of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Arrest Muilkorf

A

➞ gaat over het legaliteitsbeginsel

Rechtsvraag: “Mocht de verdachte worden veroordeeld tot het betalen van een boete voor het niet opvolgen van de aanwijzingen van de agenten?” Het antwoord luidt ontkennend. De Hoge Raad gaf aan dat in art. 1 Sv de grondslag berust voor strafvordering. Er dient te worden gesproken in de ruimste zin van het woord. Dit omvat derhalve ook de opsporing van strafbare feiten. Aangezien een APV geen wet in formele zin is, is de plaatsing van een dergelijke regel in de APV in strijd met formele wetgeving. In concreto overwoog de Hoge Raad dus dat regels met betrekking tot strafvordering alleen mogen worden gegeven in formele wetgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly