Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is kanker?

A

Abnormale celgroei naast de normale groei met mogelijk uitzaaiing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de etiologische factoren van een coloncarcinoom?

A
  • Domme pech
  • Erfelijk: Lynch, FAP
  • Omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de etiologische factoren van een mammacarcinoom?

A
  • Omgevingsfactoren
  • BRCA1/2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurde er tijdens de variolatie?

A

Eerste stappen van inenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt er bedoeld met de calculus van leed?

A

Niet alleen nadruk op niet schaden maar ook op weldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken in de Hallmark of cancer?

A
  1. Blijven delen
  2. Remming ontwijken
  3. Celdood weerstaan
  4. Oneindige celdeling
  5. Vorming van nieuwe bloedvaten
  6. Invasie en metastase
    versie 2
  7. Genoom instabiliteit en mutaties
  8. Deregulatie van de energievoorziening: leven van glycolyse
  9. Tumor-bevorderende ontsteking
  10. Ontsnapping aan het immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen Hallmark 1 en 4?

A

Te vergelijken met:
1. Blijven delen: gaspedaal
4. Oneindige celdeling: brandstoftank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van tumor stroma?

A
  • Ondersteunen van de tumor.
  • Zorgen voor zuurstof aanvoer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk type weefsel in de stroma zorgt voor angiogenese?

A

Endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is er nodig voor de angiogenese (hallmark 5)?

A

Endotheel groei→ endotheelgroeifactoren
Bij genoeg angiogene groeifactoren ontstaat de ‘angiogene switch’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem voorbeelden van vasculaire groeifactoren:

A
  • HIF1-ɑ
  • VEGF
  • VEGF-R
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk geneesmiddel/remmer tegen VEGF/VEGF-R wordt toegepast bij colon kanker?

A

Bevacuzimab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoel met hallmark 6 (invasie en metastase)?

A

Invasie: Tumor dringt het omringende weefsel binnen met doorbraak tot basaalmembraan.

Metastase: Tumorcellen kunnen over grote afstand worden getransporteerd en daar nieuwe tumor geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor staat EMT?

A

Epitheliale mesenchymale transitie
→na invasie ondergaan epitheliale tumoren een EMT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor staat MET?

A

Mesenchymale epitheliale transitie
→voor uitgroei op een metastase plek is MET nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Via welke wegen verloopt metastasering?

A
  • Lymfebaan
  • Bloedbaan
17
Q

Waaruit ontstaan bloedcellen?

A

Alles ontstaat uit 1 type stamcel.

18
Q

Wat in het bloed is een aanwijzing voor leukemie?

A

Aanwezigheid van onrijpe myeloide cellen en lymfoide cellen.

19
Q

Wat is een eigenschap van bloedvormende stamcellen?

A

Ze hebben een hoge delingspotentie en lage delingsfrequentie.

20
Q

Wat is allo-SCT en auto-SCT?

A

Stamceltransplantatie met:
Allo: donor stamcellen
Auto: eigen stamcellen

21
Q

Wat is de functie van de niches waarin hematopoietische stamcellen (HSC) zich bevinden?

A
  • Regulatie van de stamceleigenschappen
  • Bescherming tegen toxische beïnvloeden
22
Q

Via welke groeifactoren ontstaan er uit HSC:
- Rode bloedcellen
- Granulocyten
- Bloedplaatjes

A
  • Rode bloedcellen: EPO
  • Granulocyten: G-CSF
  • Bloedplaatjes: TPO
23
Q

Wat is er aan de hand bij een myeloproliferatief syndroom?

A

Er is een mutatie in het eiwit JAK2
→Hierdoor constante activering voor celdeling.

24
Q

Wat is er aan de hand bij chronische leukemie?

A

Defect in de groeiregulatie.
Ophoping van (gedeeltelijk) uitgerijpte en (deels) functionele leukemiecellen die de normale bloedcelvorming in minder ernstige mate remmen.

25
Wat is er aan de hand bij acute leukemie?
Defecten in de groeiregulatie en uitrijping. Ophoping van niet functionele cellen (meestaal blasten) die de normale bloedcelvorming ernstig onderdrukken.
26
In welke typen kan je leukemie indelen?
- Myeloide: AML, CML, APL - Lymfoide/lymfatisch: ALL, CLL
27
Hoe vindt de diagnostiek plaats bij leukemie?
- Detecteren van gendefecten - Detecteren van residuele ziekte na behandeling