Week 1 Flashcards

1
Q

Op welke vier niveau’s bestaat er belastingregeling?

A

Internationaal (komt aan bod in weken 8 en 11), nationaal, provinciaal en lokaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef enkele voorbeelden van provinciale belastingheffingen

A

Motorrijtuigenbelasting, grondwaterheffing, verontreinigingsheffig, leges voor vergunningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef enkele voorbeelden van lokale (plaatselijke) belastingheffing

A

Onroerende zaakbelasting, toeristenbelasting, forensenbelasting, parkeerbelasting, rioolheffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef enkele voorbeelden van nationale heffingen

A

Inkomstenbelasting, loonheffing, winstbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op basis van welk grondwetsartikel worden belastingen geheven?

A

Art 104 GW: Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vier functies heeft het belastingrecht?

A

Budgetair, instrumenteel, waarborg, nivellerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie belangrijkste beginselen van ons belastingstelsel? Aan wie kan dit beginsel worden ontleend? Welke andere beginsels kunnen eventueel genoemd worden?

A

Draagkrachtbeginsel, Gelijkheidsbeginsel, Profijtbeginsel. Ontleend aan Van Langen. Naast deze drie kernbeginselen kennen we het beginsel van de minste pijn, beginsel van de bevoorrechte verkrijging, legaliteitsbeginsel, proportionaliteitsbeginsel en subsidiariteitsbeginsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel boxen kent de inkomstenbelasting?

A

Drie boxen. Box 1: werk en wonen. Box 2: aanmerkelijk belang. Box 3: sparen en beleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel schijven kent Box 1?

A

Drie schijven, voorheen vier. Schijf 1: 9,28% IB + 27,64% PVV (in totaal 36,93%). Schijf 2: 36,93% IB. Schijf 3: 49,5% IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel schijven kent Box 1?

A

Drie schijven, voorheen vier. Schijf 1: 9,28% IB + 27,64% PVV (in totaal 36,93%). Schijf 2: 36,93% IB. Schijf 3: 49,5% IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer ben je fiscaal partner?

A

Volgt uit art. 5a AWR en art. 1.2 IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe worden aftrekposten verrekend?

A

Eerst over box 1, daarna over box 3 en daarna over box 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef enkele voorbeelden van aftrekposten

A

PGA, algemene heffingskorting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie voorheffingen

A
  1. Loonheffing
  2. Dividendbelasting
  3. Buitenlandse bronbelasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vindplaatsten kennen we voor het belastingrecht?

A

WEVUBAR:
1. Wetgeving
2. Europese richtlijnen
3. Verdragen
4. Uitvoeringsregelingen en -besluiten
5. Besluiten
6. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
7. Rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke partijen kennen we binnen het belastingrecht?

A
  1. Wetgever
  2. Belastingdienst
  3. Belastingplichtige
  4. Belastingadviseur
  5. Belastingrechter