Week 1 Flashcards
(22 cards)
Voorbeelden Intrathoracale Variabele Obstructie
- centrale endobronchiale tumor
- ernstige tracheamalacie
- struma (indien intrathoracaal)
Voorbeelden Luchtwegobstructie van de grotere perifere luchtwegen (wolkenkrabber)
- COPD
- Astma met gefixeerde obstructie
- (sarcoïdose)
- BPD
Voorbeelden gefixeerde obstructie
- Subglottische stenose (bijv jong intub.)
- Tracheale tumor
- Struma
- Tumor voorste mediastinum
Voorbeelden Extrathoracale Variabele Obstructie
- Stembandparalyse
- KNO tumor
Wat zijn onderdelen van de systematische beoordeling van een ECG?
Ritme
Frequentie
Geleidingstijden
Hart-as
P-top morfologie
QRS morfologie
ST morfologie
Wat zijn eigenschappen van een normaal sinusritme?
- Op een P-top volgt een QRS complex (functie AV-knoop, hoeft dus niet perse voor normaal ritme)
- Het ritme is regelmatig, maar varieert licht met de ademhaling
- De frequentie in rust ligt tussen de 60 en 100 per minuut
- De P-top is positief in II en AVF, en bifasisch in V1
- De PQ tijd is tussen de 0,12 en 0,2 seconden
Linkerhartas zie je bij…
Linker anterior hemiblok
Onderwandinfarct
Linker ventrikelhypertrofie
Pacemakerritme
Rechter hartas zie je bij…
Rechter ventrikel hypertrofie
Rechter ventrikel belasting (longembolie / COPD)
Atriumseptumdefect, ventrikelseptumdefect
Cave draad verwisseling!
Cardiale afwijkingen mogelijk zichtbaar op ECG
- ACS
- Aritmieen
Gradatie AV-block
- 1ste graads blok = Doorgeven prikkel van atrium naar ventrikel duurt langer. Maar niet heel lang, en er valt geen slag uit.
- 2e graads blok = Uitval van slag
Type I: Steeds langere PQ tijd totdat er een slag uitvalt.
Je biedt steeds meer prikkels aan dan het kan verwerken
Hiervoor hoef je meestal niet in te grijpen, kan gewoon fysiologisch zijn
Type II: gelijke PQ tijd en plots uitval slag
Niet fysiologisch, pacemaker geïndiceerd - 3e graads blok = Er worden door de AV-knoop geen slagen meer doorgegeven en het hart gaat onafhankelijk van de sinusknoop bewegen.
Altijd pacemaker nodig
Waar bevind de MI zich op basis van in welke afleidingen er een ST-elevatie is?
V1/2 > septaal
V3/4 > anterior
V5/6/I/aVL > lateraal
II/III/aVF > inferior
aVR > hoofdstam
Wat zijn de kenmerken van een longembolie/acute RV overbelasting op een ECG?
- Hoog frequentie sinusritme
- QRS verbied
- Rechterhartas
- Diepe Q in III, diepe S in I
- RV strain: negatieve T’s in V2-3
Manieren om vrij H+ uit te scheiden
Ammoniak, HPO, kreatinine
Oorzaken respiratoire acidose
hyperventilatie door bijv trauma/medicatie, emfyseem, spierziekte, astma
Oorzaken metabole acidose met verhoogde anion-gap
GOLDMARK:
Glyco-alcoholen (ethanol, handalcohol etc.)
Oxoproline (metabolisme van paracetmol, vaak over hoofd gezien en moeilijk te meten)
Lactaatacidose
D-Lactaat
Methanol
Aspirin
Renal insufficiency (mn bij hoog fosfaat -> meestal normale aniongap tenzij zo erg insufficient waardoor hele hoge fosfaten de anion-gap verhogen)
Keto-acidose (bijv bij diabetes)
Oorzaken metabole alkalose
- Als compensatie voor Cl- verlies
- Verlies H+
Braken (behalve als je een
maagzuurremmer hebt)
Thiazide diuretica gebruik (met renaal
chloorverlies) -> kan je dus ook beperken
met Cl- toediening.
Hyperaldosteronisme (door verhoogde H+
uitscheiding door versterkt Na+ resorptie) - Onvermogen HCO3- uit te scheiden (door resorptie van Na+ bijv om bloeddruk hoog te houden) Vaak bij verminderd effectief circulerend volume.
Wat zijn oorzaken van acute dyspneu
Cardiaal
- MI
- Acuut hartfalen
- Hartritmestoornis
- Longembolie
Psychogeen
- Angststoornis
Pulmonaal
- Pneumothorax
- COPD (exacerb)
- Astma (exacerb)
- Pneumonie/infectie
- Angio oedeem bij anafylaxie
Metabool
- Acidose
- Anemisch (laag Hb)
- Hyperthyreoidie
CO/rookvergiftiging
Trauma
Wat zijn de 4 soorten dyspneu?
- Luchthonger: Chemoreceptoren: meten CO2 en O2 (chemoreflex-activiteit)
> Bij het inhouden van de adem gaat de CO2 omhoog waardoor je geprikkeld wordt tot dyspneu. Dit gebeurt dus niet door de O2 concentratie in het bloed, dat gebeurt pas later. - Gevoel van ademarbeid: in de motorische hersenschors wordt waargenomen wat er aan ventilatie nodig is, en wat er aan ventilatie gebeurt.
- Strak/benauwd gevoel op de borst (bronchospasmen, slowly adapting receptoren luchtwegen)
- Tachypneu (stimulatie c-vezels: prikkel bij veel vocht in de longen bij acuut hartfalen)
Bij verdenking op LE: YEARS criteria
- Pijn bij de ademhaling? (pneumonie, longembolie etc) (alleen de pleura kan pijn doen, het longparenchym zelf heeft geen pijnreceptoren)
- Aanwezigheid dik been ?(kuitvene-trombose), ook al operatie gehad
- Bloed ophoesten? (LE)
> Bij aanwezigheid van 1 of meer YEARS items is de D-dimeer afkapwaarde om een CT te maken lager
Wat beoordelen we op een longfoto?
- Twee richtingen: PA en lateraal
- Goede belichting (staand meestal uitstekend)
- Is alles goed afgebeeld (van longsinus onder tot longtop boven)
- Leeftijd/geslacht (je accepteert verschillende dingen bij verschillende leeftijden en ene ziekte komt bij het ene geslacht voor, terwijl het niet voorkomt bij het ander) en klinische informatie
- Beoordeel de volgende structuren:
1. Lijnen / tube / corpora aliena
2. Hart/Cor (contouren)
3. Hili, opgebouwd uit bloedvaten
4. Mediastinum
5. Longparenchym
6. Pleura
7. Skelet (bij zijkant opname zitten de “big ribs” rechts)
Oorzaken hilaire vergroting
- Overvulling: verbreding van diameter
bloedvaten, redistributie, peribronchiale cuffing (vocht in interstitium
rondom bronchien), vervaging longvaattekening.
- Vaatvergroting van andere oorzaak
- Massa (lymfadenopathie, tumor)
Op welke 3 gebieden kan je het medinastium indelen?
- Prevasculair
- Visceraal
- Paravertebraal