Week 1 Flashcards

1
Q

Trimester

A

Periode van 3 maanden in een zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mastodynie

A

Pijn in de borsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Polyurie

A

Veelvuldig plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Obstipatie

A

Verstopping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oedeem

A

Ophoping van vocht en zouten tussen de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Orthostatisch oedeem

A

Oedeem in de benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ELM

A

Afkorting voor: Eerste dag Laatste Menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Miskraam

A

Tot 16 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Partus immaturus

A

Vroegtijdige bevalling van een praktisch niet-levensvatbaar kind tot 24 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Partus prematurus

A

Vroegtijdige bevalling 24-37 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

a terme

A

Datum waarop de vrouw is uitgerekend(37-42 weken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

serotiniteit

A

Te late bevalling (na 42 weken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Echo

A

Echoscopische meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CRL

A

kruin-stuit lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

BPD

A

Biparteliele diameter(oor tot oor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HC

A

Omtrek van het hoofd

17
Q

Prematuriteit

A

Als een zwangerschap korter is dan 37 weken

18
Q

Perinataal

A

Rond de geboorte

19
Q

Mobiditeit

A

Ziekelijkheid of vatbaarheid voor bepaalde ziektes

20
Q

Intra-uterien

A

Als een kindje in verhouding tot de zwangerschapsduur klein is( dan is er sprake van Intra-uteriene groei retardatie: IUGR)

21
Q

Macrosomie

A

Te hoog geboortegewicht

22
Q

Prenataal

A

Voor de geboorte

23
Q

Hypertensie

A

Hoge bloeddruk

24
Q

MCV( Mean Coruscular Volume)

A

Grootte van de rode bloedcellen

25
Lues
Syfilis
26
Fluxus
Overmatig bloedverlies
27
Partus
(medische)baring
28
Hyperplasie
Algemene naam van voor de vergroting van een bepaald orgaan of weefsel als gevolg van een abnormale celdeling.
29
Hypertrofie
Vergroting van organen of weefsel door vergroting van het volume van volume van afzonderlijke cellen
30
HcG
Human choriangonadotrofine houdt het corpus luteum in stand. Ook wel zwangerschapshormoon
31
Progesteron
Hormoon geproduceerd door het corpus luteum in het 2e trimester. Zorgt voor voorbereiding van de aanmaak van het baarmoederslijmvlies. Werkt relaxerend.
32
Oestrogeen
"Vrouwelijk hormoon" geproduceerd in placenta tijdens de zwangerschap
33
Prolactine
Stimulerend hormoon voor de melkproductie
34
Syncytiofroblast
Weefsel dat ontstaat na innesteling van een bevruchte eicel. Produceert HcG
35
Diafragma
Middenrif
36
Ptyalisme
Verhoogde aanmaak van speeksel
37
Anti-emetica
Geneesmiddelen tegen misselijkheid en braken
38
Anemie
Bloedarmoede