week 1 Flashcards

(33 cards)

1
Q

arteria pulmonaris

A

long slagader, vervoerd zuurstofarm bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

venae pulmonaris

A

long ader, vervoerd zuurstofrijk bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pharynx

A

keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

larynx

A

strottenhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epiglottes

A

stottenklepje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

trechea

A

luchtpijp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bronchien

A

luchtwegvertakkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alveoli

A

longblaasjes, hier vind difusie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inspiratiemusculatuur

A
Diafragma
75% van de normale ademhalingsbeweging
- Intercostalis externi
25% van de normale ademhalingsbeweging zorgen voor heffen ribben.
- Hulpademhalingsspieren
Zorgen ervoor dat de torax nog verder geheven wordt. Scalenus
Sternocleidomastoideus
Pectoralis major/ minor
- Serratus anterior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

expiratiemusculatuur

A
  • Normale uitademing is een passief proces
  • Door ontspanning van diafragma en intercostalis externi.
  • Hulpademshalingsspieren zorgen voor nog meer verkleinen van de longen.
     Intercostalisinterni
     Depressie van de ribben
     Buikspieren
     Duwem diafragma omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

anatomische dode ruimte

A

de structuren waar geleiding van zuurstof plaatsvind zonder diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fysiologische dode ruimte

A

De anatomische dode ruimte + de alveoli zonder diffusie (alveolaire dode ruimte) = fysiologisch
dode ruimte. Deze ruimte is dynamisch want als je gaat bewegen/sporten neemt de bloeddruk toe
en gaan er alveoli mee doen dus verkleint deze ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spirometrie

A

een medisch onderzoek dat de functie van de longen meet. Doormiddel van de FEV1 de geforceerde vitale capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spirogram

A

een onderzoek op grond waarvan kan worden vastgesteld hoeveel lcuht u kunt uitblazen en met
welke snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pleura visceralis

A

Longvlies Pleura pulmonalis, wil altijd kleiner worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pleura parietalis

A

borstvlies wil zich altijd uitrekken

17
Q

interpleurale druk

A

tussen de twee vliezen zit een druk en er zit vocht tussen waardoor ze tegen elkaar aangeplakt blijven.

18
Q

pneumothorax

A

klaplong. Door een gat in een van de pleura ontstaat er een drukverlies en trekt de plaura
visceralis/pulmonalis samen en ook de long.

19
Q

Ventilatie

A

Verversen van lucht in de luchtwegen en longen

20
Q

Diffusie

A

Uitwisseling van gassen zuurstof moet naar het bloed en CO2 uit de longen

21
Q

Perfusie

A

De mate van doorstroming van bloed langs een orgaan in dit geval, de longen

22
Q

cilia

A

trilhaartjes in de trachea, deze brengen via slijm de bacterien en stofdeeltjes omhoog richting de keelholte.

23
Q

Ademminuutvolume (AMV)

A

de hoeveelheid zuurstof die je per minuut ververst/venitleerd

24
Q

Teugvolume (TV)

A

Bij normale ademhaling

25
Inspiratoir reserve volume (IRV)
Na normale inademing, maximale inademhaling bovenop de TV.
26
Expiratoir reserve volume (ERV)
Na normale uitademing, maximale uitademhaling.
27
Restvolume (RV)
Na maximale uitademing blijft over in de luchtwegen.
28
RV + ERV
functionele reserve capaciteit.
29
TV + IRV + ERV
TV + IRV + ERV = vitale capaciteit VC, het maximaal in en uitademen
30
Inspiratoire capaciteit
TV + IRV volledige inademing
31
Totale longcapaciteit
RV + ERV + TV + IRV max in en uit + rest
32
Vitale capaciteit
ERV + TV + IRV max in en uit
33
Functionele residuele capaciteit
RV + ERV max uit.