Week 1 Burgerlijk recht 2 Flashcards

1
Q

op welke vraag geeft het arrest HR:kribbebijter antwoord?

A

het geeft antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden. Dit hangt volgens de Hoge Raad af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat volgt er uit art. 7:419 BW?

A

Dit is een gecodificeerde rechtsregel uit HR: Kribbebijter; als een lasthebber voor een lastgever in eigen naam een overeenkomst sluit met X, en X vervolgens tekort schiet in de nakoming van zijn verbintenis jegens de lasthebber, dan kan de lasthebber voor schade die de lastgever daaruit leidt optreden om die schadevergoeding te vorderen.

(art. 7:424 lid 1 BW verklaart het van overeenkomstige toepassing op andere vormen van vertegenwoordiging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Van welk gebruik stapt de HR in het arrest Kribbebijter af?

A

het stapt af van het gebruik om schade van de opdrachtgever te herleiden naar ‘eigen schade’ van de lasthebber.

in beginsel maakt het niet uit of de wederpartij de schade in zijn eigen vermogen leidt of dat hij de vordering mede of uitsluitend ten behoeve van de opdrachtgever instelt. niet voorzienbare schade voor de tekortkomende kan daar echter buiten vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar ging het arrest Eelman/Hin over?

A

dit ging over het ontbreken van een op rechtsgevolg gerichte wil , art. 3:3 BW door een geestelijke stoornis waardoor een rechtshandeling vernietigbaar is, art. 3:34 BW. En vervolgens dat deze vernietigbaarheid vermeden kan worden met een beroep op art. 3:35 BW indien de geestelijke stoornis niet kenbaar was en kon zijn bij de wederpartij.

De artikelen zijn een codificatie van het bepaalde in het arrest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

op welke vraag gaf het arrest Regiopolitie/Hovax antwoord op?

A

op de vraag wanneer de schijn van vertegenwoordiging wel en niet kan worden toegerekend aan degene die onbevoegd is vertegenwoordigd. en het arrest ging erover dat een onbevoegde vertegenwoordiging wel tot een rechtsgeldige rechtshandeling kon leiden indien de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de schijn van bevoegdheid, art. 3:61 lid 2 BW,

Deze bescherming is er alleen als de schijn van bevoegde vertegenwoordiging door toedoen van de onbevoegd vertegenwoordigde is gewekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar ziet het toedoenbeginsel en het risicobeginsel op in het licht van de onbevoegde vertegenwoordiging?

A

het toedoenbeginsel bepaalt dat een onbevoegde vertegenwoordiging voor rekening komt van de onbevoegd vertegenwoordigde als deze zelf door verklaringen en gedragingen heeft bijgedragen aan de schijn van bevoegde vertegenwoordiging.
het risicobeginsel houdt in dat de wederpartij ook beschermd wordt als er sprake is van omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde komen, waarbij die omstandigheden dan wel in de risicosfeer van de onbevoegd vertegenwoordigde moeten liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de uitzonderingen op de hoofdregel uit art. 3:32 BW dat iedereen in beginsel handelingsbekwaam is?
(welke personen zijn dus handelingsonbekwaam?)

A
  • Personen jonger dan 18 jaar, art. 1:233 BW

- Onder curatele gestelden, art. 1:378 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan de hand van welke leer wordt er bepaald of er sprake is van een aanbod en wat de inhoud is van een aanbod?

A

Aan de hand van de wilsvertrouwensleer. (Mocht de wederpartij redelijkerwijs aannemen dat er sprake was van een aanbod? )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is een aanbod onherroepelijk?

A

indien het een termijn voor de aanvaarding inhoudt of de onherroepelijkheid ervan op andere wijze uit het aanbod volgt. Aldus art. 6:219 lid 1. Indien uit de inhoud van het aanbod niet volgt dat het onherroepelijk is, is het aanbod herroepelijk, maar niet meer nadat een verklaring houdende aanvaarding is verzonden (art. 6:219 lid 2, eerste zin). Vanaf het moment dat de aanvaarding ‘op de bus zit’, behoeft de wederpartij van de aanbieder met de mogelijkheid van herroeping dus geen rekening meer te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een optiebeding?

A

In art. 6:219 lid 3 wordt het beding waarbij een der partijen zich verbindt om, indien de wederpartij dat wenst, met haar een bepaalde overeenkomst te sluiten (‘optie’, ‘optiebeding’) uitgelegd als een onherroepelijk aanbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer vervalt een aanbod?

A

Art. 6:221 lid 1 geeft een regeling voor het geval dat het aanbod geen termijn voor aanvaarding inhoudt: een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard, een schriftelijk aanbod wanneer het niet binnen redelijke tijd wordt aanvaard. Het aanbod vervalt doordat het wordt verworpen (art. 6:221 lid 2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indien degene die een onherroepelijk aanbod heeft gedaan zich bedenkt en het toch wil intrekken, welke mogelijkheid kan dan onderzocht worden?

A

Er kan worden gekeken of het aanbod als losse rechtshandeling nog kan worden ingetrokken, art. 3:37 lid 5 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met een aanbod dat gedaan is door een persoon die kort na afloop ervan overlijdt ( aangenomen dat het niet om een persoonsgebonden verbintenis gaat)?

A

Bij wijze van uitlegregel bepaalt art. 6:222 dat het aanbod niet vervalt door de dood of het verlies van handelingsbekwaamheid (door ondercuratelestelling) van een der partijen, noch doordat een der partijen de bevoegdheid tot het sluiten van de overeenkomst verliest als gevolg van een bewind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem een bepaling die een uitzondering maakt op de hoofdregel dat indien iemand een aanbod te laat aanvaard, er geen overeenkomst tot stand komt en noem daarbij de ratio van die bepaling.

A

De aanbieder kan een te late aanvaarding toch als geldig gedaan laten gelden, mits hij dit onverwijld aan de wederpartij meedeelt (art. 6:223 lid 1).
De ratio is omdat de hoofdregel de aanbieder tracht te beschermen, als hij dan toch de overeenkomst tot stand wil laten komen dan kan dat door deze bepaling.

nog een uitzondering biedt lid 2: indien de aanbieder begrijpt of behoort te begrijpen dat het voor de wederpartij onduidelijk was dat de invaarding te laat plaatsvond, geldt de aanvaarding als tijdig gedaan indien hij de wederpartij niet onverwijld meedeelt dat hij het aanbod als vervallen beschouwt.

nóg een uitzondering kan voortvloeien uit art. . 3:37 lid 3 en art. 6:224. Wanneer het niet tijdig bereiken van de verklaring houdende aanvaarding veroorzaakt is door bijvoorbeeld de nalatigheid van een werknemer van de aanbieder, heeft die haar werking met ingang van het moment dat zij zonder die nalatigheid zou zijn ontvangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hou luidt de uitzondering op de hoofdregel van art. 6:225 BW dat de van het aanbod afwijkende aanvaarding een nieuw aanbod is?

A

art. 6:225 lid 2 BW: indien de aanvaarding slechts op ondergeschikte punten afwijkt
komt de overeenkomst overeenkomstig de aanvaarding tot stand, tenzij de aanbieder onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen.

Voor afwijkende algemene voorwaarden bij de aanvaarding geldt een andere regel zo blijkt uit lid 3: de algemene voorwaarden waarnaar het aanbod verwijst, prevaleren boven die van de aanvaarding, tenzij bij de aanvaarding de toepasselijkheid van die voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat volgt er uit het Misverstand arrest? (Gemeente/Erckens)

A

Dit ging om oneigenlijke dwaling, beide partijen hadden een begrip anders opgevat waardoor er geen op elkaar aansluitende aanbod en aanvaarding plaatsvond (geen wilsovereenstemming), aangezien beide iets anders voor ogen hadden. de HR oordeelde dat in zulk geval het antwoord op de vraag of al dan niet een overeenkomst tot stand is gekomen, afhangt van de vraag wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit diens verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid.

17
Q

Aan de hand van welke maatstaf wordt bepaald of er wel of niet een volmacht is verleend?

A

De maatstaven van art. 3:33 en 3.35. Beslissend is hier volgens de Hoge Raad. Hetgeen partijen (de volmachtgever en de gevolmachtigde) over en weer hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen en verklaringen hebben mogen begrijpen, waarbij in het bijzonder van belang is de verklaring of gedraging waarbij de volmacht is verleend.

18
Q

in welke vorm dient een volmacht gegeven te worden?

A

Volmacht verlening is een vormvrije rechtshandeling. Zij kan schriftelijk of mondeling, uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden. Zie art. 3:61 lid 1 en art. 3:62.

19
Q

Wat is het verschil tussen volmacht en lastgeving?

A

Bij volmacht ontstaat er geen verplichting tot handelen, alleen een bevoegdheid. Bij lastgeving
(art. 7:414 BW) ontstaat er wel een verplichting tot handelen (lastgeving kan verplichten tot handelen in eigen naam en handelen in naam van de lastgever).

20
Q

Stel je opa is handelingsonbekwaam, kan hij dan als gevolmachtigde voor jou optreden?

A

art. 3:63 lid 1 zegt dat een handelingsonbekwame wel als gevolmachtigde kan optreden. De onbekwaamheid ziet op het verrichten van rechtshandelingen voor zichzelf.

21
Q

Stel je opa is handelingsonbekwaam, kan hij dan een volmacht verlenen aan jou?

A

Art 3:63 lid 2 ziet op de handelingsonbekwame volmachtgever. Die bepaling ligt een tweetal regels besloten. Als de onbekwamer bij uitzondering wel bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen (zie bijv. art. 1:234) kan hij deze handelingen ook via een volmacht tot stand brengen, wanneer er een sanctie volgt is deze dezelfde als in geval van handelen van de onbekwame zelf.

22
Q

wat is er nodig voor een geslaagd beroep op art. 3:61 lid 2 BW?

A

Voor een geslaagd beroep op art. 3:61 lid 2 is nodig dat de wederpartij daadwerkelijk – op grond van verklaringen of gedragingen van de pseudoprincipaal – heeft aangenomen dat er een volmacht was. Het gaat hier om een meer feitelijk element: heeft de vederpartij daadwerkelijk erop vertrouwd dat er een volmacht was? Daarnaast staat dan in aansluiting op art. 3:11 een normatief element: mocht de wederpartij in de gegeven omstandigheden aannemen dat er een volmacht was? het draait hierbij om het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij

23
Q

wat volgt er uit het ING/Bera arrest?

A

In het arrest ING/Bera Holding heeft de Hoge Raad met zoveel woorden duidelijk gemaakt dat voor toerekening van de schijn van volmacht verlening aan de vertegenwoordigde ook plaats kan zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmacht verlening op grond van feiten en omstandigheden die voor van de pseudo-vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Deze toerekening op grond van risico vormt een aanvulling op het in de wet verankerde toedoenbeginsel. Eerst moet worden bezien of er sprake is van toedoen en als dat niet het geval is moet worden onderzocht of toerekening op grond van de risicogedachte in aanmerking komt.

HR: Aventura: Dit risicobeginsel gaat niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon. Het arrest ING/Bera volgt dat de rechter in zijn uitspraak mede feiten of omstandigheden dient vast te stellen die de onbevoegd vertegenwoordigde betreffen die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt.

24
Q

Wat houdt Selbsteintritt in?

A

art. 3:68 BW De tussenpersoon treedt niet alleen op als gevolmachtigde, maar ook als wederpartij; hij handelt in een dubbele hoedanigheid. Zij is alleen toegelaten wanneer de inhoud van de te verrichten rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat een strijd van belangen is uitgesloten. ‘Tenzij anders is bepaald’: bij het verlenen van de volmacht kan iedere Selbsteintritt worden uitgesloten, maar zij kan ook op ruimere voet worden toegestaan.

25
Q

Wat volgt uit art. 3:70 BW?

A

Art. 3:70 zegt dat degene die als gevolmachtigde handelt, in beginsel jegens de wederpartij instaat voor het bestaan en de omvang van de volmacht. In het slotgedeelte van art. 3:70 wordt een tweetal uitzonderingen op de regel instaan gemaakt, terwijl art. 76 lid 2 nog enige retouches op art. 3:70 aanbrengt voor de situatie na het einde van de volmacht.

Uit het instaan van art. 3:70 BW vloeit een verplichting tot schadevergoeding voort en wel een vergoeding van het zogenaamde positieve belang. Vergoeding van positief belang houdt in dat de wederpartij moet worden gebracht in toestand die er zou zijn geweest, als de pseudogevolmachtigde wel bevoegd zou zijn geweest en de rechtshandeling dus rechtsgeldig tot stand zou zijn gebracht (en niet, zoals bij vergoeding van het negatieve belang, in de toestand die er zou zijn geweest als de pseudovertegenwoordiger helemaal niet zou hebben gehandeld).

26
Q

Wat is een motief voor een wederpartij om een beroep te doen op art. 6:162 BW onrechtmatige daad i.p.v. art. 3:61 lid 2 BW?

A

Binnen het kader van een onderneming of een andere organisatie zal de onbevoegde vertegenwoordiger veelal een ondergeschikte zijn voor wiens onrechtmatige daden de organisatie op de voet van art. 6:170 aansprakelijk is. Vooral als de tussenpersoon insolvent is, kan het voor de wederpartij aantrekkelijk zijn om de organisatie aan te spreken.

27
Q

Is een actie uit onrechtmatige daad een optie als er sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging?

A

De Hoge Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een actie uit onrechtmatige daad in beginsel wel kan. Maar het enkele optreden als onbevoegd vertegenwoordiger volgens de Hoge Raad niet voldoende: ‘Het onbevoegdelijk handelen in naam van een ander kan slechts als onrechtmatig worden aangemerkt indien het geschiedt op een wijze of gepaard gaat met omstandigheden, waaruit voortvloeit dat het optreden van de onbevoegde vertegenwoordiger in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Een tussenpersoon die volkomen te goeder trouw zijn volmacht overschrijdt, handelt niet onrechtmatig.

28
Q

kan de vertegenwoordigde ook kwalitatief aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daad van degene die hem vertegenwoordigde?

A

In art. 6:172 is geregeld dat de vertegenwoordigde kwalitatief aansprakelijk kan zijn voor de schade die de vertegenwoordiger door zijn onrechtmatige daad veroorzaakt. Die bepaling stelt als voorwaarde voor deze risicoaansprakelijkheid de gedragingen van de vertegenwoordiger zijn verricht ter uitoefening van de bevoegdheden die de vertegenwoordiger als zodanig toekomen. Volgens de Hoge Raad betekent dit dat de vertegenwoordigde alleen kwalitatief aansprakelijk is als de vertegenwoordiger (op grond van wet, rechterlijke uitspraak of rechtshandeling) de bevoegdheid hééft om de principaal te vertegenwoordigen, en dus niet als de vertegenwoordiger onbevoegd was maar de derde heeft aangenomen en mocht nemen dat de vertegenwoordiger wél bevoegd was.

29
Q

Waar wordt het einde van de volmacht geregeld?

A

Art. 3:72-76 BW

30
Q

Waar gaat art. 3:76 BW over?

A

Een oorzaak die de volmacht heeft doen eindigen, kan slechts in twee groepen van gevallen aan de wederpartij worden tegengeworpen: (i) als de wederpartij het einde van de volmacht of de oorzaak daarvan kende; (ii) als zich één van de in lid 1 genoemde situaties voordoet; dan is niet van belang wat de wederpartij al dan niet heeft geweten.