Week 1 HC5 Schouderaandoeningen Flashcards

(27 cards)

1
Q

Uit welke 4 gewrichten bestaat het schoudergewricht en welke is het belangrijkst?

A
  • glenohumeraal gewricht -> belangrijkst
  • acromioclaviculair gewricht
  • sternoclaviculair gewricht
  • scapulothoracaal gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er eigenlijk mis met het glenohumerale gewricht
- hoe wordt dit opgelost?

A

Er is incongruentie -> de humeruskop is te groot voor de kom
- het kommetje wordt groter gemaakt door het kraakbeenring -> labrum (glenoidale)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zie je vaak in de rotator cuff bij patiënten ouder dan 66 jaar?
- zorgt dit voor klachten?

A

Degeneratieve rotator cuff scheur
- de aanwezigheid van een scheur betekent niet dat er ook klachten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met welke 2 klachten komt de patiënt bij schouderklachten vaak mee?

A
  1. Pijn (met of zonder correlatie met de anatomie van de cuff)
  2. Functiebeperking:
    - verlies ROM (range of motion)
    - krachtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke rotator cuff testen zijn er?

A
  • painful arc test
  • internal rotation lag test
  • external rotation lag test
  • drop arm test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Painful arc test

A
  • abductie van beide armen
  • problemen rotator cuff of subacromiaal bij: pijn bij abductie tussen 60 - 120 graden -> test positief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Internal rotation lag test

A
  • maximale endorotatie van de m. Subscapularis -> arm wordt op rug gehouden en onderzoeker brengt de hand van de aangedane arm van de rug af
  • letsel van m. Subscapularis -> patiënt kan de positie niet aanhouden -> positief test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

External rotation lag test

A
  • arm in 90 graden flexie gehouden -> onderzoeker beweegt dan arm in volledige exorotatie
  • letsel m. Supraspinatus en/of m. Infraspinatus bij: patiënt kan positie niet aanhouden -> positieve test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Drop arm test

A
  • patiënt houdt arm horizontaal in de lucht (90 graden abductie) en moet dan de arm langzaam laten zakken
  • letsel m. Supraspinatus bij: arm valt meteen naar beneden en dit doet pijn -> positieve test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 instabiliteitstesten zijn er en waarvoor zijn ze?

A

Voor schouderluxatie
- apprehension test
- relocatie test
- anterieure release test / surprise test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Apprehension test

A
  • positief bij anterieure instabiliteit
  • positieve test: pijn of angst bij druk aan de posterieure kant op de humerus, bij 90 graden abductie, 90 graden exorotatie en 90 graden flexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Relocatie test

A
  • 90 graden abductie van de arm in liggende positie -> de kop wordt iets naar achteren geduwd
  • test positief als dit opluchting geeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Anterieure release test / surprise test

A
  • de relocatie test, maar de druk wordt dan losgelaten
  • test positief -> er treedt angst of pijn op tijdens het loslaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • wat is laxiteit?
  • wat is instabiliteit?
  • wanneer wordt laxiteit instabiliteit?
A
  • laxiteit = asymptomatische instabiliteit, dit is fysiologisch
  • instabiliteit = pathologisch
  • als de schouder uit de kom kan schieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Luxatie & subluxatie

A
  • luxatie: schouder uit de kom
  • subluxatie: instabiele schouder, maar nog geen luxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 6 dingen bewerkstelligen de stabilisatie van het schoudergewricht?

A
  • gewrichtscongruentie: de vorm van de kop is congruent met die van de kom
  • gewrichtsversie: dit is de richting waarin het glenoïd staat, dit is namelijk niet 90 graden
  • glenoïd met labrum: labrum maakt het oppervlak groter
  • kapsel (ligamenten)
  • rotator cuff
  • bicepspees
  • negatieve druk: het gewrichtsvocht zorgt voor een kleine negatieve druk -> de gewrichtsdelen worden tegen elkaar aangetrokken
  • scapulothoracale beweging/stand: verandering van de positie van de kop in verhouding tot de kom, waarbij de scapula meebeweegt
17
Q

Welke aanvullend onderzoek kan gedaan worden bij verdenking op schouderaandoening?

A
  • röntgenfoto vanuit verschillende posities: heel goed bruikbaar voor geluxeerde schouder
  • diagnostische infectie: kan zorgen voor pijnverlichting en kan daardoor worden gebruikt om te kijken waar het probleem zit -> bij een impingement beeld doet de bursa vaak mee, dus als verdoving van de bursa verlichting van de klachten geeft, heeft dit diagnostische waarde
  • MRI-scan
  • CT-scan
18
Q

In welke 2 groepen wordt instabiliteit ingedeeld?

A
  • TUBS (traumatic unidirectional Bankart and surgery): een posttraumatische luxatie, het glenohumerale gewricht en de ligamenten zijn aangedaan, unidirectioneel is het meest voorkomend, > 95% is anterieur
  • AMBRI (atraumatic multidirectional bilateral rehabilitation and inferior): oorzaak is niet trauma en er is geen evident structureel letsel, dit kan bilateraal plaatsvinden en is vaak een luxatie naar inferieur
19
Q

Waarin wordt instabiliteit ingedeeld

A
  • unidirectionele instabiliteit: meest voorkomend
  • multidirectionele instabiliteit: te veel bewegelijkheid in meerdere richtingen, dus anterieur, posterieur en caudaal. Heeft minder vaak traumatische origine
20
Q

Wat kan er gezien worden bij LO bij een multidirectionele instabiliteit?

A
  • sulcus sign
  • positieve schuiflade anterior en posterior
  • positieve apprehension test
21
Q

Wat is de opbouw van revalidatie?

A

Proprioceptie en coördinatie moeten goed zijn voor de lokale stabiliteit -> dan kan er op kracht en uithoudingsvermogen geoefend worden, wanneer deze 2 op niveau zijn -> functioneel worden getraind

22
Q

Welke types acute primaire luxaties zijn er het meest voorkomend?

A
  • anterieure luxatie: 96%
  • posterieure luxatie: 4%
23
Q

Welke 3 manieren zijn er om te reponeren?
- hoe werken deze 3 vormen van reponeren?

A
  • Chinese tractie: kan alleen bij anterieure luxatie -> patiënt ligt op buik -> gewicht aan arm gehangen dat de schouder langzaam weer op zijn plaats trekt
  • klassieke manier van Hippocrates: voet in okselplooi gezet & arm beetgepakt -> arm wordt getrokken en schiet weer in de kom
  • elegante manier van Hippocrates: doek ik okselplooi gelegd -> iemand staat achter patiënt die doek trekt -> arm schiet weer in de kom
24
Q

Als de schouder luxeert, gaan er vaak structuren kapot
- welke 2 type laesies kunnen er ontstaan bij een schouderluxatie?

A
  • Bankart laesie: bij 89-100% van de anterieure luxaties
  • Hill-Sachs laesie: bij een anterieure luxatie
25
Hill-Sachs laesie
De aanhechting van het kapsel met het labrum, met name naar anterieur, is kapot
26
Bankart laesie
Het labrum glenoidale (bindweefselring), die rondom de gewrichtskom zit, raakt beschadigd
27
- wat is omartrose? - hoe kan het ontstaan? - wat zie je op de röntgenfoto? - wat is de behandeling? - wat wordt gedaan bij een omartrose met disfunctie van de rotator cuff?
- slijtage van het schoudergewricht - posttraumatisch, secundair (bv reuma) of idiopathisch - verlies van kraakbeen en osteofytvorming rondom de kop en kom - conservatie behandeling (belasting, analgetica, oefentherapie), operatief (verschillende schouderprotheses) - omgekeerde schouderprothese: de positie van de kop en kom wordt verwisseld -> draaimoment wordt verlegt -> lost de disfunctie van de cuff op