Week 1 stof Flashcards
(43 cards)
1
Q
ik (neutraal)
A
watashi
2
Q
ik (mannen)
A
boku
3
Q
partikel (geeft een topic aan)
A
wa
4
Q
zijn (ww)
A
desu
5
Q
achtervoegsel voor naam (vergelijkbaar met meneer/mevrouw)
A
-san
6
Q
partikel (maakt de zin vragend)
A
ka
7
Q
welke nationaliteit
A
nani-jin
8
Q
Nederland
A
oranda
9
Q
Nederlander
A
oranda-jin
10
Q
Amerika
A
amerika
11
Q
Amerikaan
A
amerika-jin
12
Q
Japan
A
Nihon
13
Q
Duitsland
A
doitsu
14
Q
België
A
beruggi
15
Q
Letterlijk -persoon. Geeft nationaliteit aan
A
-jin
16
Q
school
A
gakkou
17
Q
universiteit
A
daigaku
18
Q
student/leerling (algemeen)
A
gakusei
19
Q
middebare scholier
A
koukousei
20
Q
student (universiteit)
A
daigakusei
21
Q
leraar (aanspreektitel)
A
sensei
22
Q
bedrijf
A
kaisha
23
Q
kantoormedewerker
A
kaisha-in
24
Q
winkelmedewerker
A
ten-in
25
ambtenaar
koumu-in
26
dokter
isha
27
huisvrouw/man
shufu
28
ja
hai
29
nee
iee
30
aangenaam
hajimemashite
31
aangenaam (letterlijk zorg goed voor me)
yoroshiku onegaishimasu
32
dankjewel
arigatou gozaimasu
33
goedemorgen
konnichiwa
34
goedenavond
konbanwa
35
hoe gaat het?
o-genki desu ka
36
sorry/excuseer me
sumimasen
37
alsjeblieft
onegai shimasu
38
excuseer me
shitsurei shimasu
39
tot volgende week
mata raishuu
40
langzaam alstublief
yukkuri onegai shimasu
41
nog een keer alsublieft
mou ichido onegaishimasu
42
ik begrijp het niet
wakarimasen
43
ik begrijp het
wakarimashita