Week 1 Wat is cultuur? Flashcards

(72 cards)

1
Q

Cultuur

A

Een unieke betekenis- en informatiesysteem dat gedeeld wordt door een groep, en generaties lang wordt doorgegeven. Het voorziet de groep van basisbehoeften om te overleven, geluk en welzijn na te streven en betekenis te ontlenen aan het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cultuur - functioneel

A

Bril waar we doorheen kijken. Een schema waarmee informatie geëvalueerd en georganiseerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cultuur is gebouwd op basis van 4 bronnen

A
  1. Groepsleven
  2. Omgeving
  3. Middelen
  4. Ontwikkelde menselijke geest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cultuurpsychologie

A

Vakgebied van psychologie dat de culturele invloeden op psychologische processen en gedrag bestudeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cultuurpsychologie belangrijkste onderzoeksmethode

A

Intercultureel/ cross-cultureel onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 doelen cross-cultureel onderzoek

A
  1. Hypothese en bevindingen testen in verschillende culturele omgevingen
  2. Andere culturen verkennen om culturele en psychologische variatie te ontdekken
  3. Bevindingen integreren om een universelere psychologie te creëren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Latitudinale psychologie (Van de Vliert, 2023)

A

Houdt in dat de afstand van het land tot de evenaar bepaalde psychologische variabelen kan beïnvloeden. Zoals creativiteit, agressie, individualisme etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gemeenschap is niet hetzelfde als cultuur

A

Gemeenschap: algemene structuur van interpersoonlijke relaties tussen individuen of groepen
Cultuur: betekenis die met deze groepen of individuen wordt geassocieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Land is niet hetzelfde als cultuur

A

Land: legale staat, waarin vele culturen naast elkaar kunnen bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ras

A

Sociaal geconstrueerd begrip, dat betekenis krijgt door cultuur. Hierdoor is het ook veranderlijk en onstabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Etniciteit

A

Groepen gekarakteriseerd door gelijke nationaliteit, geografische afkomst, cultuur of taal.
Niet hetzelfde als ras!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Objectieve elementen

A

Fysieke, tastbare kenmerken die regelmatig voorkomen in een cultuur, zoals kleding, architectuur, kunst, voedsel, reclame, muziek, boeken en dergelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Subjectieve elementen

A

Alle delen van cultuur die niet fysiek zijn. De impliciete elementen vormen de focus van cultuurpsychologie
Waarden, overtuigingen, normen, houdingen en wereldbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hofstede

A

Bestudeerde werk gerelateerde waarden van IBM-werknemers.
Hieruit bottom-up benadering (factoranalyse van vier klassieke dimensies:
- Individualisme/collectivisme
- Power distance
- Masculinity
- Uncertainty avoidance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Individualisme/ collectivisme

A

Mate waarin leden van een samenleving afhankelijk zijn van elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Power distance

A

Mate waarin mensen in een land accepteren dat macht ongelijk verdeeld is. Machtsafstand in NL kleiner dan Japan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Masculinity

A

Mate waarin samenleving wordt gedreven door succes, geld en dingen (mannelijkheid), of door voor elkaar te zorgen en kwaliteit van leven (vrouwelijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uncertainty avoidance

A

Mate waarin mensen in een land bereid zijn om onzekerheid te vermijden of accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Toevoeging Hofstede 2010

A
  • Longterm perspective
  • Indulgence (genot)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Longterm perspective

A

Mate waarin samenleving verbindingen met verleden behoudt om met heden en toekomst om te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Indulgence (genot)

A

Mate waarin mensen in een land vinden dat het goed is om vrij te zijn, impulsen moeten worden gevolgd en van de goede dingen in het leven moet worden genoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Minkov (2017) Kritische vragen Hofstede model

A
  • zijn de IBM-medewerkers representatief voor hun landen?
  • zijn de dimensies repliceerbaar?
  • hebben de dimensies interne betrouwbaarheid? (power lijkt component van ind/col)
  • hebben de dimensies voorspellende eigenschappen? (ecologische denkfout)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Social Axioma (Bond & Leung 2004)

A

Algemeen geloof of aanname over zichzelf, de sociale en fysieke omgeving en de spirituele wereld.
2 dimensies:
dynamisch externaliteit
gemeenschappelijk cynisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Dynamisch externaliteit

A

Geloof in externe kracht, een lot of spiritualiteit
vb. aansluiten bij een geloof, geeft betekenis aan het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Gemeenschappelijk cynisme
Pessimistische blik op de wereld vb. Geven om gemeenschappelijke situaties brengt alleen problemen voor jezelf mee
26
Normen
Algemeen aanvaarde gedragingen in een groep
27
Tight vs. loose cultures (Gelfand 2011)
Tight: sterke normen en lage tolerantie voor afwijkend gedrag Loose: zwakke normen en hoge tolerantie voor afwijkend gedrag
28
wereldbeelden: het zelf (Marukus & Kitayama 1991)
Onafhankelijk zelfconstruct: focus ligt op anders zijn dan anderen. Anderen zijn belangrijk, maar geen deel van jou (westers) Onderling (inter) afhankelijk zelfconstruct: focus ligt op verbonden zijn met anderen. Manier waarop je jezelf definieert overlapt met anderen (oosters)
29
Enculturatie
30
Universaliteit van psychologische processen: 3 hoofdperspectieven
Absolutisme Relativisme Universalisme
31
Absolutisme
Geloof dat psychologie overal hetzelfde is. Wordt niet ondersteund door bewijs
32
Relativisme
Geloof dat de onderliggende psychologische processen van cultuur tot cultuur verschillen. Nuttig als bescherming tegen absolutisme
33
Universalisme
Geloof dat de onderliggende psychologische processen hetzelfde zijn, maar hun uitingen kunnen verschillen. In deze visie zijn er manifeste verschillen met latente (onzichtbare) overeenkomsten.
34
Manifeste
Observeerbaar gedrag
35
Latente
Onderliggende processen
36
Om te praten over cultuurspecifieke psychologische processen, worden volgende termen gebruikt
Etics: aspecten van het leven die in elke cultuur gelijk zijn, universele psychologische begrippen (iedereen kan praten) Emics: aspecten van het leven die verschillen per cultuur, cultuurspecifiek. (taal verschilt)
37
Henrich et al (2010). Vier contrasten onderzocht
Modern industrialized vs. small scale societies Western vs. non-western industrialized societies American vs. other westerns University vs non-university Americans
38
Modern industrialized vs. small scale societies
Er zijn culturele verschillen in hoe we bepaalde stimuli interpreteren. Deelnemers uit geïndustrialiseerde samenlevingen zijn bijvoorbeeld gevoeliger voor de Müller-Lyer illusie dan deelnemers uit small scale societies
39
Western vs. non-western
Westerse culturen zijn bijvoorbeeld individualistischer en dit is ook gekoppeld aan een lagere mate van conformiteit
40
Americans vs. other Westerns
De VS worden beschouwd als het meest individualistische land ter wereld. De meeste mensen uit VS geloven dat hun successen of mislukkingen binnen hun controle liggen, terwijl mensen in andere westerse landen geloven dat externe factoren een grotere rol spelen in iemands successen en mislukkingen
41
University vs. non-university Americans
42
Cross-culturele studies kunnen naar verschillende aspecten kijken
Exploratory vs. hypothesetest Aanwezigheid vs. afwezigheid van contextuele factoren Structuur- vs. level-georiënteerd
43
Exploratory vs. hypothesetest
Exploratory studies onderzoeken of er culturele verschillen of overeenkomsten bestaan Hypotheseteststudies onderzoeken waarom culturele verschillen bestaan
44
Aanwezigheid vs. afwezigheid van contextuele factoren
contextuele factoren zijn variabalen die cross-culturele verschillen kunnen verklaren
45
Structuur- vs. level-georiënteerd
Structuur-georiënteerde studies vergelijken constructen, maten of realties met andere constructen over culturen heen. Level-georiënteerde studies vergelijken verschillen tussen gemiddelde scores tussen culturen.
46
Binnen deze studies, verschillende levels waarmee geanalyseerd wordt:
Individueel: individu geeft data Ecologisch: landen of culturen geven data. (Dit deed Hofstede in zijn onderzoek) Multilevel: betrekt meerdere levels waarvan data worden geanalyseerd.
47
Belangrijk deze levels te onderscheiden, omdat je niet uit kan gaan van een Isomorfisme
Met andere woorden betekent dit dat we er niet vanuit kunnen gaan dat een relatie of associatie tussen variabelen op elk level hetzelfde is.
48
Simpsons Paradox + voorbeeld
Er is een positieve trend voor elk van twee afzonderlijke groepen, maar er verschijnt een negatieve trend als de data worden gecombineerd vb: Stel er zijn twee ziekenhuizen, een academisch (AZ) en een plaatselijk ziekenhuis (PZ). In beide worden operaties verricht. De meeste van deze operaties zijn succesvol (+), maar in sommige gevallen zijn er complicaties (–). Simpsons paradox zegt nu dat het kan voorkomen dat als ziekenhuis AZ beter is in het uitvoeren van gemakkelijke operaties dan ziekenhuis PZ, en ziekenhuis AZ ook beter is dan ziekenhuis PZ bij moeilijke operaties, het toch kan voorkomen dat het lijkt dat ziekenhuis PZ beter is als gekeken wordt naar alle operaties.
49
Ecologische denkfout
Ontstaat wanneer gegevens op het niveau van een land worden gebruikt om uitspraken te doen over individuen van dat land. Dat is problematisch, omdat variabelen die op landniveau gemeten zijn, niet noodzakelijk dezelfde betekenis hebben op individueel niveau.
50
In dichotomieën denken
Bijvoorbeeld denken in individualistisch OF collectivistisch, in feite zijn dit dimensies en geen categorieën.
51
Cultureel essentialisme
Hierbij gelooft men dat cultuur een centraal aspect is van iemands persoonlijkheid dat bepaalt wie hij is. Het omvat het geloof dat mensen uit een andere cultuur een volledig verschillend type persoon zijn. Dit moet vermeden worden en er moet rekening gehouden worden met situaties en individuele verschillen.
52
Linkage studies
Onderzoeken empirisch de relatie tussen de variabelen en culturele variatie. 2 soorten: Uitpak studies Experimenten
53
Uitpak studies
Algemene, niet-specifieke concepten worden vertaald naar specifieke, meetbare constructen waarvan hun bijdrage aan culturele variatie kan worden onderzocht. Deze constructen worden ook context variabelen genoemd, die culturele constructen operationaliseren.
54
Uitpak studies - Poortinga
Vergeleek context variabelen met het pellen van een ui. We kunnen gedrag niet alleen verklaren aan de hand van cultuur, maar moeten het als het ware laag voor laag 'pellen'. Hij ziet cultuur als plaats houder voor dat wat we nog niet weten
55
Experimenten
Onderzoek waarbij er een variabele wordt gemanipuleerd om het effect hiervan te observeren bij andere variabele. 2 soorten: 1. Priming: manipuleren gedachtegang 2. Gedragsmatig: manipuleren omgeving
56
Vertekening/ bias/ systematische fout
Systematische fout die vergelijkbaarheid van gegevens tussen culturen en groepen in gevaar brengt. Een verstoring waarmee rekening moet worden gehouden.
57
Bias
Verschil tussen culturen dat niet voor beide culturen hetzelfde betekent
58
Equivalentie
(gelijkwaardigheid) is de mate van vergelijkbaarheid tussen culturen en groepen. Vaak worden verschillende meeteenheden gebruikt en moeten scores worden omgezet om gelijkwaardig te zijn. Denk aan kilometers (NL) vs. Miles (USA)
59
3 soorten vertekeningen
Construct bias Method bias Interpretational bias
60
Construct bias
Het gemeten construct is niet identiek tussen culturen/groepen. In westerse culturen is geluk bijvoorbeeld gerelateerd aan persoonlijke prestaties en positief affect. In niet-westerse culturen is het gerelateerd aan interpersoonlijke verbondenheid en balans tussen positief en negatief affect. - construct bias - Model bias
61
Oplossing constructbias
De onvolledigheid van deze constructen te erkennen en alle relevante gedragingen over cultuur heen te testen.
62
Method bias
Heeft te maken met steekproeven, instrumenten en toediening - Measurement bias - Linguistic bias - Response bias - Sampling bias - Procedural bias
63
Measurement bias
Niet alle meetinstrumenten zijn even valide in alle culturen/ groepen - Stimulus familiariteit: bekendheid stimuli - Responsstijlen: systematische neiging om bepaalde antwoordcategorieën te gebruiken
64
Linguistic/ item bias
Een item is bevooroordeeld als het een verschillende psychologische betekenis heeft in verschillende culturen. Dit kan een gevolg zijn van vertaling.
65
Sampling bias
Interculturele variatie in steekproefkenmerken, zoals verschillen in geslacht, opleiding, SES of urbanisatie.
66
Hiërarchische classificatie equivalentie
1. constructuele equivalentie 2. equivalentie van meeteenheden 3. volledige score-equivalentie
67
Constructuele equivalentie
Er is geen constructieve bias aanwezig. We meten hetzelfde in verschillende culturen
68
Equivalentie van meeteenheden
Met conversie kunnen we gelijkwaardige scores verkrijgen (vergelijkbaar met omrekenen van miles naar km)
69
Volledige score-equivalentie
Geen vertekening aanwezig. Dit is het doel, maar het is niet altijd haalbaar
70
Bias kan op verschillende manieren geminimaliseerd worden:
Ontwerp: "Hoe kan ik mijn studie cultureel geschikt maken?" Keuze van instrument is belangrijk Implementatie: "hoe kan ik mijn studie op een cultureel geschikte manier uitvoeren?" waarbij pilotstudies, standaardprotocollen en duidelijke instructies belangrijk zijn. Analyse: "gedragen mijn items zich anders?", waarvoor exploratieve/bevestigende factoranalyse en differentiële itemfunctioneringsanalyse kunnen worden gebruikt
71
2 soorten onderzoek:
Kwalitatief: in natuurlijke omgeving. Veel ruimte voor bias Kwantitatief: gebruik onafhankelijke- en afhankelijke variabelen. Quasi-experimenten. Moeilijk om variabelen te controleren en post-hoc culturele interpretaties zijn erg vatbaar voor bias
72
Gemengde methoden
Zowel kwalitatieve als kwantitatieve. Kwalitatieve helpen om informatie te verzamelen over een cultuur waar we voor het eerst mee te maken hebben, om theoretische modellen te bouwen en om hypotheses te generen. Kwantitatieve zijn nuttig om hypotheses te testen