Week 1.3 Flashcards

(42 cards)

1
Q

Indeling respiratoir systeem ( los van onderste en bovenste )

A

Het gaswisselend deel en het gasgeleidend deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het gasgeleidende deel

A

de neus, de larynx, de pharynx, de neusbijholten, de trachea, de bronchi en de bronchioli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het gaswisselend deel

A

bronchioli respiratorri, de ducti alveolares, de sacilli alveolares en de alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neusbijholten in de schedel - Welke?

A

de sinus frontalis, de sinus maxillaris, de sinus ethmoidalis en de sinus sphenoidalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Neusbijholten in de schedel -Functie

A

Verminderen het schedelgewicht, zorgen voor de karakteristieke stemklank en spelen een rol bij de conditionering van de ingeademde lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neusbijholten in de schedel - Opbouw

A

Aan de binnenkant bekleedt met epitheel –> pseudogestratificeerd klassiek-respiratoir epitheel, alle epitheel cellen zijn verbonden met de lamina basalis, daaronder bevindt zich de lamina propria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neusbijholten in de schedel - lamina propria ; opbouw en functie

A

Hierin bevinden zich bloedvaten, deze vaten zijn verantwoordelijk voor het opwarmen van de ingestroomde lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ligt er tussen de ware- en de valse stembanden

A

Een ventriculum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Trachea - lengte en opbouw

A

gemiddeld 13 cm en bekleed met respiratoir epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil trachea en bronchi

A
  • Ringen van de trachea zijn C-vormig, van de bronchi een volledige omgeving
  • De trachea is niet omgeven met glad spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ringen van de trachea - hoe worden die bij elkaar gehouden ; eind van de ‘C’

A

Door de m.trachealis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Trachea - Functie van de dorsale opening

A

Achter de trachea ligt de oesophagus, door de dorsale openining kan het voedsel makkelijker naar beneden glijden, door de speling –> er is meer flexibiliteit. De trachea kan ook versmallen, dit maakt het oa makkelijker om te hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Longen - volume, gewicht en opbouw

A

Volume: 5,5 tot 6 L
Gewicht: 900 gram
Opbouw: 80% uit lucht, 10 uit bloed%, 3% uit gasgeleidende structuren en 3% uit alveolair weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verloop van de trachea - vertakkingen

A

Trachea vertakt zich naar een linker en rechter bronchi (primair)
Linker bronchi vertakt zich naar 2 segmenten (secundair)
Rechter bronchi vertakt zich naar 3 segmenten (secundair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De tertiere bronchi

A

Vervoert lucht naar de longsegmentrn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De longsegmenten

A

9 links en 10 rechts en ongeveer 10 tot 12 % van het functionele longweefsel per segment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verschil bronchus - bronchoili

A

Als er kraakbeen omheen zit –> bronchus

Geen kraakbeen –> bronchioli

18
Q

Verloop Trachea –> alveoli

A

Trachea → bronchi →lobulaire bronchiolus → terminale bronchiolus → bronchiolus respiratorius → ductus alveolaris → saccus alveolaris → alveoli.

19
Q

Terminale bronchiolus + ….. → alveolaire acinus

A

a. pulmonalis, meer perifeer ( aan de zijkant van de acinus ) loopt de v. pulmonalis en lymfevaten

20
Q

Opbouw bronchi

A

Aan de binnenkant (kronkelend): respiratoir epitheel
Laag eromheen: bindweefsel met enkele klieren.
Hieromheen: kraakbeen, verschillende stukken staan met elkaar in verbinding.

21
Q

Opbouw bronchi

A

Aan de binnenkant (kronkelend): respiratoir epitheel
Laag eromheen: bindweefsel met enkele klieren.
Hieromheen: kraakbeen, verschillende stukken staan met elkaar in verbinding.

22
Q

Lamina basalis

A

Lamina densa + lamina lucida

23
Q

Basale membraan

A

Lamina densa + lamina lucida + lamina reticularis

24
Q

Trilhaarcellen

A

Cilien en microvilli

24
Trilhaarcellen
Cilien en microvilli
25
Microfilli
Voornamelijk oppervlakte vergroting en opname
26
Cilia
Voornamelijk het bewegen van objecten over het celoppervlak. Ze maken ATP-gemedieerde bewegingen met een frequentie van ongeveer 20 per seconde om het slijm met achtergebleven afvalstoffen naar de keelholte te transporteren
27
Trilhaar oa afhankelijk van ...?
De temperatuur
28
Opbouw trilhaar
Een trilhaar bevat veel geordende microtubuli, die onderling verbonden zijn door het eiwit dyneine.
29
Cyliare dyskinesie
Een afwijking van het eiwit dyeniene zorgt voor een slechte afvoer van mucus.
30
Clubcellen - functie
- Modulatie van ontstekingsreacties door productie cytokinen - Productie surfactant - Stamcel - Metabolisme van geinhaleerde potentiele schadelijke stoffen
31
Mucosa
Trilhaarcellen, slijmbekercellen, basale cellen,
32
Submucosa
- Kraakbeen
33
Basale cellen
Dichtbij het basale membraan, dienen als stamcellen, ook de claracellen en de type2-pneumocyten dienen als stamcellen (oa)
34
muceuze cellen - functie en ligging
De muceuze cellen produceren mucine ( een glycoproteine ), ongeveer rond de 3 per 10 'normale' cellen. Dit aantal kan bij irritatie flink oplopen.
35
Een alveolaire acinus
Ofwel een primaire pulmanole lobulus, bestaat uit zo een 2000 alveoli
36
Een secundaire pulmonale lobulus
Ontspringt uit een terminale bronchiolus en mondt uit in 3 tot 10 verschillende acini
37
Porien van Kohn
Gaten tussen verschillende alveoli's, deze maken collaterale gaswisseling mogelijk.
38
Porien van Kohn - nadeel
Bacterien kunnen zich zo makkelijker verspreiden
39
Type 1 - pneumocyten
Lange dunne cellen, die over een groot gebied zijn afgeplakt. Maken ongeveer 95% van het totale alveolair oppervlak op. Vormen de alveolaire wandstructuur. Missen mitotoxisch potentieel, kunnen dus niet regeneren.
40
Type 2 - pneumocyten
Korte en dikke cellen, zo een 3% van het totaal alveolair oppervlak. Mitotoxisch potentieel, kunnen prolifereren en zich differentieren tot oa type 1 - pneumocyten ++ verantwoordelijk voor de prodcutie van een long-oppervlak-actieve stof, dit bedekt de luchtzakken en is ook deels verantwoordelijk voor de vorm/stevigheid van de longen.
41
Interstitium
collageen, elastine, (myo)fibroblasten, macrofagen. Neemt toe bij ontsteking: diffusie afstand wordt groter → moeilijker ademhalen, diffusie neemt af