Week 3 Flashcards

(76 cards)

1
Q

Wat bedoelen we met de regel van 2 bij de lever?

A
  • 2e grootste orgaan
  • 2e meeste complexe orgaan
  • 2% van het lichaams gewicht
  • Bestaat uit 2 lobben
  • 2 ledige bloedtoevoer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van de v. porta?

A

Bloed dat rijk is aan nutriënten toevoeren naar de lever.
Dit bloed is afkomstig van de maag, milt en darmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van de a. hepatica propria?

A

De lever van zuurstofrijk bloed voorzien→ gaat naar de hepatocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vaten bevinden zich in de triade naar de lever?

A
  • a. hepatica propria
  • v. porta
  • d. hepaticus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke weg (vaten) legt het bloed af in de lever?

A

v. porta+ a. hepatica propria→ sinusoïden→ centrale vene→ v. sublobularis→ v. hepatica→ v. cava inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke functionele eenheden van de lever zijn het belangrijkst?

A
  • Klassiek hexagonale lobulus
  • Acinus structuur
  • Primair lobulus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf hoe de hexagonale lobulus verloopt:

A
  • (6) hoeken met op elke hoek een portale tractus (bevat galgang, a. hepatica en portale venue).
  • Centraal een vene.
  • Bloed gaat van portaal gebied naar centrale vene.
  • Gal gaat van centrum naar perifeer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ander woord voor acinus structuur?

A

Portocentrische structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf hoe de acinus structuur verloopt:

A
  • Portaal gebied staat centraal.
  • Penetrerende portale vene vanuit portaal gebied lopen over de zijvlakken van de hexagonale lobulus.
  • 3 zones: dichts bij penetrerende vene: zone 1, dichts bij centrale vene: zone 3.
  • Zone 1: meest O2- en nutriënten rijk.
  • Bij ischemie: zone 3 eerst en meest aangedaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf hoe de primaire lobulus verloopt:

A

Combinatie van hexagonale lobulus en acinus structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kerken je de vene, arterie en ductus van de gal in de portale tractus?

A
  • Vene: grootste diameter
  • Arterie: dikke wand
  • Ductus: nucliën te zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke weg neemt gal van centraal naar perifeer?

A

galcanaliculi→ kanaaltjes van Hering (bevat stamcellen)→ gal-ductuli→ interlobulaire gal-ductuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de functies van de lever?

A
  • Metabolisme
  • Eiwitsecretie
  • Detoxificatie
  • Opslag
  • Afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de samenstelling van gal?

A
  • Galzouten (BS) 67%
  • Fosfolipide (PC) 22%
  • Cholesterol (C) 4%
  • Geconjugeerde bilirubine
  • Elektrolyten/water
  • Vetoplosbare vitaminen
  • Geconjugeerde drugs
  • Steroïdhormonen
  • Immunoglobines (IgA)
  • Glutathion
  • Eiwit (o.a. mucines)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de bron en functie van galzouten?

A
  • Hepatocyt (+poortader)
  • Vormt galmicellen en PC en C
  • Emulgeren/transport dieet lipiden
  • Solubilisatie vit. A, D, E, K, B12
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de bron en functie van cholesterol?

A
  • Hepatocyt, via voeding (LDL, HDL)
  • Afvoer in gal is de enige excretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de bron en functie van fosfolipide?

A
  • Hepatocyt
  • Beschermt tegen toxiciteit BS
  • Lost cholesterol op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de bron en functie van geconjugeerde bilirubine?

A
  • Erytrocyt + hepatocyt
  • Afvoer van metaboliet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de bron van elektrolyten/water?

A
  • Hepatocyt (70%)
  • Cholangiocyt (30%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de bron en functie van vetoplosbare vitaminen?

A
  • Hepatocyt
  • Recirculeren via darmresorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de bron en functie van geconjugeerde drugs?

A
  • Circulatie
  • Lever ‘clearance’ van farmaca
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de bron en functie van steroïdhormonen?

A
  • Circulatie
  • Recirculeren via darmresorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de bron en functie van immunoglobines?

A
  • Hepatocyt
  • Antibacterieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de bron en functie van glutathion?

A
  • Hepatocyt
  • Antioxidant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de bron en functie van eiwitten (o.a. mucines)?
- Galduct/galblaas - Cytoprotectie
26
Hoe vindt de omzetting van cholesterol tot primair galzout in de hepatocyt plaats?
1. Hydroxylering C-7 in het ER: toevoegen OH-groep aan C-7 (snelheidsbeperkend) 2. Hydroxylering C-12 in het ER (alleen bij cholaat) 3. Stereospecifieke reductie dubbele binding ring B 4. Epimerisatie 3-bèta OH→ 3-alpha OH 5. Oxidatie en verkorting zijketen
27
Wat gebeurt er met galzouten waardoor ze kunnen emulgeren?
- Glycine of taurine worden toegevoegd waardoor respectievelijk glycocholaat of taurocholaat ontstaat. - Dit maakt galzout een amfoteer molecuul: polaire hydrofiele kant en apolaire hydrofobe kant.
28
Hoe worden galmicellen gevormd?
Bij toename van galzouten in de caniculi (vanaf de kritische micellen concentratie: CMC) vormen ze oligomeren (groepen). Micellen bestaan minimaal uit 4 galzouten. Hydrofoob binnen, hydrofiel buiten.
29
Welke 2 transporters zijn betrokken bij het opnemen van galzouten uit de v. porta in de hepatocyt?
- NTCP: sodium-dependant taurocholate transporter - OATP: organic anion transporter
30
Via welke 3 transporters worden galcomponenten uit de hepatocyt afgegeven aan de galweg?
- BSEP: bile salt export transport (export galzouten) - Steroline 1/2: export pomp voor fytosterolen (export cholesterol) - MDR3: multidrug resistance protein (export fosfolipasen)
31
Waarvan is het toevoegen van vloeistof aan gal afhankelijk in de canaliculi?
CFTR-kanaal
32
Wat is het choleretische effect van galzouten?
Hoe meer galzouten hoe, meer vloeistof secretie
33
Waarvoor zorgt ursodiol/UDCA?
- Stimulatie vloeistofsecretie door hepatocyt: spoeling galgangen. - Remming galzoutsynthese.
34
Op welke plekken in de darmen worden galzouten gereabsorbeerd?
- Jejunum (via defussie) - Distale ileum (via IBAT) - Colon (via difussie)
35
Galvorming verloopt in 3 stappen:
1. Secretie door hepatocyten in canaliculi 2. Transport en toevoeging van HCO3 rijk secreet in canaliculi 3. Opslag in de galblaas
36
Welke 2 componenten van gal veranderen in de galblaas?
- Verhoging van de concentratie - Verlaging van de pH
37
Waarvan is de opslag van gal in de galblaas afhankelijk?
- Relatieve druk in de galgang - Vullingstoestand galblaas
38
Welke signalen zorgen voor relaxatie van de sfincter van Oddi?
- CCK - VIP/NO
39
Wat wordt er bedoeld met cholestase?
Een onderbreking/stoornis van de normale galproductie en/of afvloed, waar dan ook: vanaf hepatocyt tot aan het duodenum.
40
Wat zijn typische klachten bij cholestatische leverziekten?
- Jeuk - Icterus (geelzucht) - Moeheid
41
Wat zijn de oorzaken van intrahepatische cholestase?
- Toxische hepatitis - Virale hepatitis - Alcoholische hepatitis - Primair biliaire cholangitis (PBC) - Primair scleroserende cholangitis (PSC)
42
Wat zijn de oorzaken van extrahepatische cholestase?
- Galstenen - Pancreas carcinoom - Cholangiocarcinoom
43
Wat is een kenmerk van extrahepatische cholestase?
Verwijde galwegen
44
Wat is primair biliaire cholangitis (PBC)?
Langzaam progressieve cholestatische leverziekte met immuun-gemedieerde destructie van de kleine intrahepatische galwegen. Hierbij is sprake van verminderde biliaire secretie met retentie van toxische stoffen: leidt tot apoptose en necrose→ fibrose cirrose.
45
Wat zijn de symptomen bij PBC?
- Asymptomatisch 60% - Moeheid - Pruritus (jeuk) - Droge ogen
46
Bij wie komt PBC meer voor, mannen of vrouwen?
Vrouwen
47
Waarmee behandel je PBC?
UDCA (berengal)
48
Wat is primair scleroserende cholangitis (PSC)?
Een chronische cholestatische leverziekte waarbij zowel de intra- als extrahepatische galwegen betrokken zijn. Er is sprake van een diffuse inflammatie en fibrose van de galboom.
49
Bij wie komt PSC meer voor, mannen of vrouwen?
Mannen, piek bij 40 jaar.
50
Wat is het nut van de spijsvertering?
- Afbraak macromoleculen tot transporteerbare brokstukken. - Voorkomt antilichaamvorming tegen dieet eiwit. - Garandeert soortspecifieke ER-synthese van 'lichaamseigen' macromoleculen
51
Wat zijn de spijsverteringsenzymen van koolhydraten, eiwitten en vetten?
- Koolhydraten: glycosodasen - Eiwitten: amidasen - Vetten: esterasen
52
Wat zijn de 5 soorten koolhydraten met hun glycosidische bindingen?
1. Zetmeel: - amylose: alpha-1,4 - amylopectine: alpha-1,4, alpha-1,6 (5%) 2. Saccharose: alpha-1,2 3. Lactose: beta-1,4 4. Glycogeen: alpha-1,4, alpha-1,6 (10%) ____________________________________________________- 5. Cellulose: beta-1,4
53
Waar en waardoor wordt zetmeel afgebroken?
Door alpha-amylase in het lumen.
54
Welke binding knipt alpha-amylase?
alpha-1,4 binding
55
Wat ontstaat er na afbraak van zetmeel door alpha-amylase?
- Maltotriose (G3) - Maltose (G2) - Alpha-limit dextrine (G4-G9)
56
Welke enzymen breken de afbraak producten van zetmeel verder af?
- Glucoamylase - Sucrase-isomaltase - Lactase
57
Welke transporteurs liggen naast de enzymen die de afbraak producten van zetmeel afbreken?
- SGLT-1: glucose + natrium - GLUT-5: fructose (passief)
58
Tot wat worden eiwitten afgebroken?
- Aminozurem - Di- en tri-peptiden
59
Door welke 3 enzymen worden eiwitten afgebroken?
1. Endopeptidases 2. Carboxypeptidases 3. Aminopeptidases
60
Wat is de bron van endopeptidases en waar knippen ze?
- Maag (pepsine) en pancreas - Knipt in het midden van de peptiden
61
Wat is de bron van carboxypeptidases en waar knippen ze?
- Pancreas - Knipt uiteinde C-terminus
62
Wat is de bron van aminopeptidases en waar knippen ze?
- Darmoppervlak en cytosol van enterocyt (darmcel) - Knipt uiteinde N-terminus
63
Wat zijn de belangrijkste componenten van lipiden?
- Triglyceride - Fosfolipide - Cholesterol
64
Wat is de functie van de lipolyse en uit welk 3 stadia bestaat het?
Het vergroten van het oppervlak van de bolus. 1. Vetbol mechanisch emulgeren 2. Emulsie vormt lipide vesicles 3. Lipide vesicles vormen gemengde micellen (galzouten essentieel)
65
Wat zijn MCT's?
Midketen lange triglyceriden, hebben een korte vetzuurstaart.
66
Wat zijn de symptomen bij stoornissen in de koolhydraatafbraak?
- Osmotische diarree - Ontstaan gasvorming (H2-gas) - Zure faeces
67
Aan welke zijde van de enterocyt liggen SGLT-1 en GLUT-5 en wat transporteren zij?
Apicale zijde - SGLT-1: glucose en galactose (m.b.v. Na) - GLUT-5: fructose
68
Welke transporter ligt er aan de basolaterale zijde van de enterocyt en wat transporteert deze?
- GLUT-2 - Transporteert: glucose, galactose, fructose
69
Waardoor worden di- en tri-peptides getransporteerd?
H-oligopeptide cotransporter (PepT1)→ gekoppeld aan protongradiënt
70
Welke typen diarree hebben we?
- Osmotisch diarree: sprake van malabsorptie of misbruik laxantia. - Secretoire diarree: gevolg van zout- en waterhypersecretie→ bij infectie, tumor of diabetische neuropathie.
71
Waarmee onderscheidt je de typen diarree?
Fecale osmotische gap - Formule: 290 - 2Na + K > 100: osmotische diarree < 50: secretoire diarree
72
Welke kanalen voor de zout- en waterstoftransport in het darmepitheel zitten er in de crypten en villus?
- Crypten: CFTR-kanaal - Villus: NHE3- en DRA-exchanger
73
Wat doen cAMP en cGMP met CFTR-kanaal en NHE3-exchanger?
- CFTR-kanaal: stimulatie - NHE3-exchanger: remming
74
Wat is er aan de hand bij cystische fibrose (CF)?
- CFTR-kanaal is defect - Villuscel werkt wel nog
75
Wat is er aan de hand bij congenitale chloridorroe (CLD)?
DRA-eiwit is defect
76
Wat is ORS?
Een oplossing van zout en suiker om uitdroging te voorkomen.