Week 3 Flashcards

(49 cards)

1
Q

Wat zijn incretines?

A

Incretines worden door de darm gemaakt als je (glucose) eet en zorgen voor insuline afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar worden incretines geproduceerd?

A

De productie vindt plaats uit endocriene cellen op het epitheel van de dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten incretines kennen we?

A

GLP-1 (glucagon-like peptide-1)
GIP (glucose-dependent insulinotropic peptide/gastric inhibitory peptide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen GLP-1agonisten en wat zijn nadelen?

A

GLP-1 agonisten zorgen dat de glucosespiegel lager ligt
Nadelen als medicijn: GLP-1 is een eiwit en heeft een lage halfwaardetijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke medicijnen werken in op GLP-1/lijken erop en wat zijn voor-/nadelen ervan?

A

DDP-4 remmer, het remt de afbraak van GLP-1 door DDP-4
Exenatide is een stofje wat erg op GLP-1 lijkt en niet wordt afgebroken door DDP-4
Voordeel van deze middelen: patiënten vallen af maar hebben geen hypoglykemie
Nadeel is dat ze alleen voor DM2 werken, DM1 heeft geen bètacel functie/insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt Roux-en-Y-gastric bypass en wat is het effect?

A

Het is bariatrische chirurgie waarbij een deel van de maag wordt aangesloten op de dunne darm
> bypass maag en duodenum, maar die blijven wel zitten voor stoffen en hormonen
Effecten: tot 25% gewichtsverlies op lange termijn door verkleining maag en verandering hormoonafgifte wat kan leiden tot vitamine deficiënties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn doelen van de behandeling van diabetes?

A

Normaliseren bloedsuikerspiegel tussen de 4 en 8 mmol/L (lange termijn <53mmol/mol)
Het behandelen van symptomen zoals dorst, uitdroging, moeheid en vermagering
Voorkomen chronische complicaties van diabetes
Voorkomen dat er hypo- en hyperglycemieën optreden (korte termijn complicatie)
Zorgen dat iemand een zo normaal mogelijk leven kan leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn behandelingsmogelijkheden voor diabetes?

A

Dieet: weinig suiker, langzaam resorbeerbare koolhydraten, veel vezels, weinig vet
Lichamelijke activiteit: spiermassa is belangrijk voor insulinegevoeligheid
Tabletten: metformine, verhoogd gevoeligheid insuline, wel maag-darmklachten
SU derivaten zorgen voor meer afgifte insuline, niks op lange termijn, toename gewicht
SGLT2-inhibitor remt SGLT1 in de nier waardoor je suiker verliest in de urine, afname gewicht en werkt als diureticum > effectief tegen hart- en nierfalen
Injecties: insuline inspuiten in subcutaan vet of GLP-1 analogen inspuiten, in plaats van injecties zijn er ook sensoren en pompen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 insulinevormen worden vaak gebruikt?

A

Kort- (novorapid) en langwerkend (lantus)
Deze worden gecombineerd gebruikt om het basale insuline en de pieken na te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom gebruiken we voor DM-behandeling liever tabletten dan injecties?

A

Het is minder invasief, goedkoper en werkt op lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke factoren hebben invloed op de opnamesnelheid van insuline bij een injectie?

A

De plaats van de injectie > subcutaan, niet spier
De temperatuur > hoe hoger hoe beter?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat DM2?

A

In het begin stijgt insulinesecretie en -resistentie, dan daalt de secretie, maar blijft de resistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is diabetes?

A

Diabetes is een ontregelde/verhoogde bloedglucose
DM1: pancreas (bètacellen) maakt geen insuline
DM2: insuline deficiëntie/-resistentie, naarmate de tijd vordert neemt de pancreasfunctie af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn verschillen tussen DM1 en 2?

A

DM1 zijn jong, slank, gebruiken ketonen, direct insuline behoeftig, antistoffen+; DM2 zijn ouder, overgewicht, geen directe insuline behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor klachten geeft diabetes?

A

Glucosurie, polyurie, polydipsie, polyfagie, gewichtsverlies, slapte, moeheid, jeuk bij uitdroging, infecties, diabetische ketoacidose (DM1), wazig zien (DM2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe diagnosticeer je diabetes?

A

HbA1C > 48 mmol/mol
FPG/IFG > 7
IGT > 11
glucose plasma > 11 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe meet je prediabetes?

A

Impaired fasting glucose (IFG) = nuchter glucose 5,6-6,9 mmol/L
Impaired glucose tolerance (IGT) = 2h plasma glucose tijdens 75g OGTT 7,8-11 mmol/L
HbA1C = 39-48 mmol/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor cellen bevatten de eilandjes van Langerhans en welke hormonen maken ze?

A

α > glucagon
β > insuline, proinsuline, C peptide, amiline
δ > somatostatine
F > pancreatische polypeptide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 onderdelen heeft de insulineafgifte?

A

Basale insuline, 1e fase (met al aanwezig insuline) en de 2e fase (nieuw insuline)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet insuline?

A

Insuline reguleert glucose transport over de membraan, stimuleert glycolyse, glycogeen synthese, opslag vet en eiwitsynthese, het remt glycogenolyse, gluconeogenese, de afbraak van vet/het vrijkomen van vetzuren en de eiwitafbraak

21
Q

Wat is HbA1C en waarvoor wordt het gebruikt?

A

HbA1C is het geglycosyleerd Hb, je meet de gemiddelde bloedglucose van 6-8 weken terug, omdat rode bloedcellen 2-3 maanden leven en wordt gebruikt om de behandeling te monitoren

22
Q

Wanneer is HbA1C verhoogd en wat is de streefwaarde?

A

> 48 is verhoogd, streefwaarde is <53 bij mensen jonger dan 70 jaar of ouder en onder behandeling,
54-58 bij mensen ouder dan 70 jaar met een ziekteduur korter dan 10 jaar en 54-64 bij mensen met een ziekteduur langer dan 10 jaar

23
Q

Wat zijn korte termijn complicaties van diabetes?

A

Korte termijn gevolgen van diabetes zijn hyper- en hypoglycemie:
Hyper-: hyperosmolaire ontregeling en ketoadicose/DKA (DM1)
Hypo-: door behandeling

24
Q

Wat is een keton?

A

Keton = zuur dat aangemaakt wordt wanneer vetten als energiebron gebruikt worden = dodelijk bij DM1 als insuline gestopt wordt

25
Wat is een OGTT
OGTT = orale glucose tolerantie test
26
Wat zijn de zorgkosten van diabetes?
Zorgkosten van diabetes zijn 1,6 miljard euro aan directe kosten, 1,3 miljard euro indirect
27
Wat zijn micro- en macrovasculaire complicaties van diabetes?
Microvasculaire complicaties (DM1): retinopathie, nefropathie en neuropathie Macrovasculaire complicaties (DM2): MI, claudicatio intermittens, herseninfarct Diabetische voet is een mix van de 2 Ze worden erger bij hogere bloedsuiker
28
Wat is retinopathie en hoe is het in te delen?
Beschadigd netvlies door slechte doorbloeding Niet-proliferatief: vaten zijn er nog > microaneurysmata, puntbloeding, exudaten Proliferatief (macula-oedeem): er is neovascularisatie > hypoxemie, blindheid
29
Wat zijn risicofactoren voor retinopathie?
Hyperglykemie, bloeddruk, roken, dyslipidemia, proteïnurie, zwangerschap, diabetes
30
Welk onderzoek gebruik je bij retinopathie?
Fundusscopie/-foto, fluorescentieangiografie
31
Wat is nefropathie en wat zijn verschijnselen?
Mesangiale expansie, verdikking van de basaalmembraan en podocyt schade > glomerulosclerose Verschijnselen: albuminurie en slechte nierfunctie
32
Wat zijn risicofactoren voor nefropathie?
Hyperglykemie, leeftijd, bestaande slechte nierfunctie, roken, obesitas, diabetes
33
Wat is polyneuropathie en welke vormen zijn er?
Zenuwschade, neuropathie is complex, multifactorieel en reversibel, hyperglycemie heeft direct effect Er is perifere- (extermiteiten) en autonome dysfunctie
34
Wat zijn gevolgen van neuropathie?
Microangiopathie (vasculaire schade, ischemie, oxidatieve stress), flux polyolen in Schwann cellen/axonen, glycolysering zenuweiwitten (neurofilamenten), tekort groeihormonen
35
Wat zijn verschijnselen en complicaties van perifere neuropathie?
Verschijnselen: symmetrisch verlies sensibiliteit, pijn, paresthesie Complicaties: wonden/ulcera, verlies spierinnervatie > standsafwijkingen
36
Wat zijn symptomen van autonome dysfunctie?
Cardiovasculaire symptomen: rusttachycardie, verminderde inspanningstolerantie, orthostatische hypotensie, liggende hypertensie, pijnloze myocardischemie, QT tijdverlenging, aritmie, LV dysfunctie, sudden death Gastro-intestinale symptomen: dysfagie, diarree, obstipatie, sphincter dysfunctie, vertraagde maagontlediging > hyper-/hypoglycemieën
37
Wat zijn uitingsvormen van diabetische voet en wat zijn gevolgen?
Wond, ischemie en infectie Gevolgen: ulcera, infecties, Charcot voet (artropathie), osteomyelitis/amputaties
38
Hoe is het risico op macrovasculaire complicaties te berekenen?
Met de Framingham risk score, UKPDS risk engine en SCORE
39
Hoe voorkom je complicaties van diabetes?
Suikerregulatie door HbA1C en strikte glycemische controle, leidt tot microvasculair 20% afname, macrovasculair 6-16%, maar ook 22% toename mortaliteit Verder risicofactoren verbeteren: leefstijl, BMI, bloeddruk, lipiden, stop roken, remmen albuminurie (ace-remmer/ARB), goede voetzorg (schoeisel) Advies bewegen: minimaal 5 dagen/week 30 minuten actief bewegen
40
Wat voor controles ondergaat iemand met hoge bloedsuiker?
Elke 3 maanden HbA1C Jaarlijks bloeddruk, voeten, lab, oogarts
41
Diabetes heeft een multidisciplinaire aanpak, wat voor beroepen werken mee?
Arts, diabetesverpleegkundige, diëtist, psycholoog, oogarts, vaatchirurg, cardioloog, neuroloog, pijnpoli, voetenpoli, podotherapeut, pedicure
42
Welke organen werken alleen op glucoseverbranding?
Hersenen, nieren en rode bloedcellen
43
Wat is insuline resistentie?
Een abnormale reactie op endo-/exogeen insuline
44
Hoe meet je het effect van insuline?
Het is te meten door de steady state te meten: glucose in = glucose uit: Infuus met glucose en insuline > bloedsuikerspiegel moet gelijk blijven
45
Waardoor kan insulineresistentie ontstaan?
Insulineresistentie kan ontstaan prereceptor-, receptor-, postreceptor-level of bij GLUT4: Insuline bindt aan de receptor en activeert IRS, die activeert GLUT4 (> influx glucose) en stikstofoxide activatie (> vaatverwijding)
46
Wat is het metabool syndroom?
Alle processen voor diagnostisering van DM en alles erna
47
Wat zijn de criteria voor metabool syndroom?
Toegenomen buikvet (afhankelijk van geslacht) Hypertensie Verhoogde glucosewaarde Verhoogde triglyceride Verlaagd HDL-niveau (afhankelijk van geslacht) 3/5 criteria betekent metabool syndroom De waardes verschillen met etnische afkomst
48
Welke risico's brengt het metabool syndroom met zich mee?
2x meer kans op CVD (5-10 jaar), 5x meer kans op DM2 (5 jaar), 1,5x meer kans op sterfte, verhoogde kans op kanker (M: lever en darm, V: endometrium, pancreas, borst, rectaal, lever en darm)
49
Wat is de behandeling van metabool syndroom?
Gewicht, beweging, voeding en risicofactoren (d.m.v. het leefstijlroer)