WEEK 3 Flashcards

(30 cards)

1
Q

hoe mensen verschillen in de neigingen op bepaalde emoties te vertonen in reactie op bepaalde gebeurtenissen:

A

temperament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In vergelijking met (A) zijnER strategieën van (B) meer sophisticated en meer passen bij situaties

A

A. kinderen

B. adolescenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In vergelijking met (A) zijn eigenschappen van (B):

  • reageren sterker op emotionele situaties
  • ervaring negatieve en mixed emoties vaker
  • fluctueren meer en sneller in emotional states
A

A. volwassenen

B. kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fysieke veranderingen

maturity, cogn. groei, social changes & emotional changes zijn relevante factoren van ER voor …

A

adolescenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Directed at optimizing well-being

A

Prohedonic ER motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dwell on or intensify negative emotional experiences

A

Contrahedonic ER motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Theoretisch perspectief dat stelt: negative affect is useful → deepening relationships

A

Instrumental perspective

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Theoretisch perspectief dat stelt: neg emoties zijn gemixt met positieve ervaringen / aspecten

A

Mixed-affect perspective

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Better psychological adjustment in kindertijd en adolescentie bij … focused strategies

A

antecedent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • minder hulpzoekend
  • meer cognitive escaping (gamen), rumination
  • meer verbale agressie, venting
  • less positive appraisal
  • less refocus on planning
    Kenmerken van …
A

Kinderen t/m 13 jaar oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(A) hebben in vergelijking met (B):

  • verschil in hersenstructuur: meer activiteit in PFC
  • cardiovascular: kleinere toename in heart rate in response to stressors, greater increases in blood pressure
  • neuroendocrine functioning: more time is needed to return to baseline (HPA as)
A

A. Oudere volwassenen

B. Jongere volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positivity effect: level van positieve emoties & openness to new experiences op 70/80 jarige leeftijd is gelijk aan/meer/minder dan bij late adolescentie

A

gelijk aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theorie over Positivity effect die het effect verklaart door bewustzijn van beperkte tijd die je nog maar hebt (focus less on negatieve aspecten, appraise ambiguous or unpleasant events more benignly)

A

Socioemotional Selectivity Theory (SST)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Theorie over Positivity effect die het effect verklaart door gebruik van ER strategieën om exposure aan negatieve gebeurtenissen te ontwijken

A

SAVI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hypoarousal, optimal arousal, hyperarousal; kenmerken van:

A

Window of Tolerance (Siegel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Doelen gericht op specifiek emotionele staten met een bepaald eindpunt dat je wil bereiken

A

Emotion goals

17
Q

Doelen gericht op algemene affective states (pleasure or pain) op een desired eindpunt

18
Q

Verminderen van perceived verschillen tussen desired en current emotional states:

A

Goal pursuit of ER

19
Q

Desired end states: greater pleasure, less pain:

A

hedonic benefits

20
Q

Desired end states: motivated to experience either pleasant or unpleasant emotions depending on their instrumental implications:

A

non-hedonic benefits

21
Q

Non-hedonic benefits 3x:

A
  • performance benefits
  • epistemic benefits
  • cultural benefits
22
Q

plan that links situations to specific goal-directed behaviors –> from deliberate to automatic. (“Als ik een spin zie, blijf ik kalm”)

A

Implementation intention

23
Q

Als je inconrguente / discrepante emoties hebt, heb je een … reactietijd voor verwerken van informatie.

24
Q

In gezonde individuen is … emotie regulatie onderdeel van psychologisch immuunsysteem

25
... beïnvloedt emotionele ervaringen op 4 manieren: - vergelijken van jezelf met persoonlijke standaarden - denken over jezelf in het verleden en de toekomst - evaluating your personal characteristics - nadenken over hoe mensen je zien
Self awareness
26
Discrepancy tussen actual en ideal self leidt tot:
meer teleurstelling, verdriet en depression
27
Discrepancy tussen actual and ought (based on cultural norms) self leidt tot:
meer schuld, angst en anxiety
28
Meer interne attributies leidt sterkere ... emoties
negatieve
29
- gefocust blijven op de hedendaagse situatie - managen van verwachtingen over toekomstige gebeurtenissen Leidt tot:
voorspellende controle over verleden, heden & toekomst
30
Adaptive coping with emotions requires acceptance and tolerance of (A) emotions en the skills to (B) negative emotions, while providing (C) in distressing situations.
A. Negatieve B. Modify C. self-support