Week 4 Flashcards
(31 cards)
Welke twee enzym-gebonden receptoren zijn er?
- Tyrosine kinase receptoren (RTK): de enzymactiviteit zit in de receptor zelf (intrinsiek).
- NON-RTK: de receptor heeft zelf geen kinase activiteit maar er zit enzymactiviteit gekoppeld (JAK tyrosine kinase) aan het intracellulaire domein van de receptoren.
Wat zijn de kenmerken en de werking van de receptoren voor bloedcel groeifactoren (NON-RTK)?
- Geen intrinsieke tyrosine kinase activiteit, maar activeren JAK tyrosine kinases.
- Activatie van JAKs vindt plaats in trans (cross) na receptor-dimeer vorming en conformatie verandering.
- JAKs fosforyleren tyrosines in receptorketens en in signaaleiwitten, wat leidt tot verschillende cellulaire responsen (transcriptie, translatie, proliferatie, differentiatie, celoverleving, metabolisme).
- Afwijkingen in receptoreiwitten, JAKs en cytoplasmatische tyrosine kinases zijn betrokken bij verschillende bloedziekten en vormen een doelwit voor gerichte (targeted) therapie.
Wat is een GEF en een GAP?
Een GEF (guanine exchange factor) zorgt ervoor dat een GDP op een eiwit verandert in een GTP waardoor het eiwit actief wordt.
Een GAP (GTPase activating protein) zorgt ervoor dat de GTP weer veranderd in een GDP, waardoor het eiwit weer inactief wordt. hydrolyse
Welke drie typen myeloproliferatieve neoplasieën (MPN) zijn er?
- polycythemia vera (PV): te veel rode bloedcellen
- essentiële trombocytose (ET): teveel bloedplaatjes
- primaire myelofibrose (PMF): overvloedige fibrose in het beenmerg
Welke klinische problemen kunnen er optreden bij MPN?
- trombose (veneus/arterieel)
- bloedingen: verworven ziekte Von Willebrand
- ziekte progressie: beenmergfibrose, extramedullaire hematopoiese en leukemische transformatie
- moeheid
- pruritis
- nachtzweten
- botpijn
- koorts
- gewichtsverlies
Welke therapieën bestaan er bij MPN?
- plaatjesaggregatieremming (acetylsalicylzuur)
- eventueel plaatjes reductie m.b.v. hydroxyureum, interferon of anagrelide)
- Bij myelofibrose en slechte levensverwachting kan men allogene stamceltransplantatie overwegen
- Bij PV: aderlaten, om het hematocriet te beheersen
Wat gebeurt er als WNT- bindt met de WNT-receptor?
Wanneer deze binding er is, wordt het APC-complex inactief gemaakt en komt bèta-catenine los en gaat de celkern in (bèta-catenine concentratie in cel neemt toe, want de afbraak ervan wordt geremd). Vervolgens kan het binden aan de transcriptiefacter TcF en worden er targetgenen die celdeling bevorderen aangezet.
Hoe is de overerving van familiaire adenomateuze polyposis (FAP)?
autosomaal dominant
Wat zijn de WNT-targeted genen?
- cycline D / CDK4: activering celcyclus
- MYC: Hoge expressie leidt tot korte duur van G0-fase van de celcyclus. MYC activeert de expressie van CDK’s en inactiveert de expressie van CKI’s.
- LGR5: controleert stamcel karakter van de cel.
Hoe kan de WNT-pathway als therapie target worden gebruikt?
COX2 induceert de productie van PGE2 in tumorcellen wat de WNT pathway activeert. NSAID’s kunnen de COX2 receptor blokkeren.
Wat zijn de kenmerken van myelodysplastisch syndroom (MDS)?
MDS is een klonale ziekte van de hematopoietische stamcel. De methylering van het DNA is gestoord waardoor te veel DNA wordt gemethyleerd en een of meerdere genen uitgezet zijn. Er is cytopenie (verlaagde bloedwaarden) in een of meer cellijnen eventueel met dysplastische kenmerken, < 20% blasten. Het beenmerg heeft ook dysplastische kenmerken in een of meer cellijnen, < 20% blasten. Er is vaak ineffectieve hematopoiese. Indien het percentage blasten > 20% is, is er sprake van AML.
Welke therapie geef je bij MDS?
IPSS-R ‘laag’ (<4,5): supportive care: bij problemen transfusies, infecties behandelen. Evt hematopoietische groeifactoren, evt medicijnen.
IPSS-R hoog (>4,5): behandeling met intensieve chemotherapie
Welke enzymen zorgen voor de methylering van DNA?
DNA methyltransferases (DNMT)
Wat kan gemethyleerd worden in het DNA?
CpG-eilanden (in de promotor). De cytosine kan alleen gemethyleerd worden met een G ernaast.
Welke twee vormen van methylering zijn er?
De novo methylering en maintance methylering
Welke stappen ondergaat een cel bij apoptose?
De cel krimpt, verliest cel-cel contact en er vindt chromatinecondensatie plaats. De nucleus en organellen krimpen. Er ontstaan apoptotische bodies. Deze worden gefagocyteerd. Er vindt geen immuunrespons plaats.
Welke mechanismen spelen een rol bij apoptose?
- Signaal: intrinsiek (DNA-schade of cellulaire stress) en extrinsiek (TNF/FALS)
- Controle en integratie: via mitochondriale permeabiliteit (Bcl-2 familie) of via een receptor (bij TNF en FALS)
- Uitvoering: caspases (afbraak van cellulaire eiwitten) en DNAse activering (DNA-afbraak)
Beschrijf de intrinsieke pathway van apoptose?
Bcl-2 remt apoptose en BAX stimuleert apoptose. De relatieve concentraties van Bcl2 en BAX bepalen of de cel dood gaat. Bcl-2 en BAX doen hun werk aan de mitochondriale membraan. Door het vormen van poriën in dit buitenmembraan wordt cytochroom C vrijgemaakt, wat leidt tot initiatie van caspase cascade. Caspase is een protease die eiwitten afbreekt.
Wat zijn kenmerkten van senescence cellen?
De cel gaat onomkeerbaar in de G0-fase van de celcyclus.
De celmorfologie verandert, de cel wordt platter en groter.
De cel maakt veel celcyclus remmende eiwitten (p53, p21 en p16).
De cel produceert SASP factoren: uitgescheiden eiwitten zoals cytokines, groeifactoren en enzymen.
SASP factoren veroorzaken ontstekingen.
Wat zijn de voor- en nadelen van senescence?
Voordelen:
- embryogenese
- beperken weefselschade
- bescherming tegen ontstaan van kanker
nadelen:
- weefselveroudering door stapeling senescente cellen
- tumorprogressie
Welke drie genen worden door p53 gereguleerd?
- p21: remt celcyclus bij activatie
- BAX: zorgt ervoor dat de cel in apoptose gaat
- MDM2: feedback regulator van p53, het breekt p53 af door binding en is van nature aanwezig in de cel
Op welke drie manieren kan p53 geïnactiveerd worden?
- missense mutatie
- verlies van beide allelen
- MDM2 amplificatie
Waarom treedt er geen immuunrespons op tegen kanker?
Tumoromgeving is immunosuppressief:
- cytokines: TGF-bèta, IL-10
- andere mediatoren: o.a. IDO, adenosine
- immuun-regulerende (suppressieve) cellen
- M2-macrofagen
- regulatoire T-cellen
- myeloïd-derived suppressor cellen (MDSC)
Tumorcellen zijn weinig immunogeen:
- in principe “self”: tolerantie
- geselecteerd voor survival
Beschrijf de cancer immune editing.
Cellen krijgen mutaties waardoor ze herkent worden door het immuunsysteem en via intrinsieke regulatie worden gecorrigeerd naar reparatie, apoptose of senescence (elimination).
Wanneer de cellen hier onvoldoende op reageren zal het immuunsysteem aangezet worden om de gemuteerde cellen aan te vallen. Er treedt een evenwicht op van immuunreacties en gemuteerde cellen die willen groeien (equilibrium).
Het immuunsysteem kan dit verliezen doordat de tumorcellen niet meer herkenbaar zijn voor het immuunsysteem of doordat de tumorcellen het immuunsysteem kunnen onderdrukken (escape).