Week 4 Flashcards

(87 cards)

1
Q

Uit welke structuur ontstaat de pons?

A

Metencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke kwab zit de sensorische schors?

A

Parietaal kwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke sensorisch systeem loopt niet via de thalamus?

A

Reuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk van hersendeel ligt tussen de thalamus en pons?

A

middenhersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ligt het gebied dat belangrijk is voor de vroege ontwikkeling van het cerebellum?

A

bij de overgang van mesencephalon naar metencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De primaire somato-sensorische schors bevindt zich in welke hersenkwab

A

Parietale hersenkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De primaire verwerking van emoties en pijn vindt voornamelijk plaats in welke systeem?

A

limbische systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De eerste synaps van het vitale (pijn&temperatuur) sensibele systeem bevindt zich in

A

het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het receptieve deel van een neuron?

A

Dendrieten, soma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat vormt de witte stof in de hersenen?

A

Axonen met myelineschede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noem je vezels naar een nucleus toe?

A

Afferent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dit celtype zorgt voor productie van myeline (CZS)

A

Oligodendrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dit celtype heeft macrofaag activiteit (CZS)

A

Microglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dit celtype ondersteunt neuronen in het spinaal ganglion (PZS)

A

Satelietcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dit celtype zorgt voor structurele ondersteuning, reparatie processen en voor de bloed-hersenbarrière (CZS)

A

Astrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Na-K-pomp vervult een belangrijke rol in alle cellen in het lichaam.
Hoeveel en welke ionen worden door deze pomp een cel in gepompt?

A

2 Kaliumionen IN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De Na-K-pomp vervult een belangrijke rol in alle cellen in het lichaam.
Hoeveel en welke ionen worden door deze pomp een cel uit gepompt?

A

3 Natriumionen UIT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe komt het dat de omkeerpotentiaal van glutamaatreceptor kanalen rond 0 mV ligt?

A

Omdat ze zowel voor K+ als Na+ doorgankelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In welke richting stromen Na+ en K+ in glutamaatreceptor kanalen?

A

Na+ naar binnen, K+ naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Er is uitval in 1 dermatoom. Waar is het probleem?

A

Spinale zenuw of ruggenmerg segment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschadiging van 1 dorsale radix leidt tot uitval van…?

A

Gevoel in 1 dermatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beschadiging van 1 perifere zenuw. Wat is het probleem?

A

Uitval van delen van meerdere dermatomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vitale sensibiliteit (pijn en temperatuur)

A

Anterolaterale baan
Kruist in ruggenmergsegment

  1. Ruggenmerg
  2. Thalamus
  3. Somato-sensibele schors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gnostische sensibiliteit (vibratie (trilling), positie (proprioceptie), tast (aanraking))

A

Dorsale kolom
Kruist in hersenstam

  1. Hersenstam
  2. Thalamus
  3. Somato-sensibele schors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welk sensibel systeem kruist in het ruggenmerg?
Vitale sensibiliteit (pijn en temperatuur)
26
Wat vervoert de ventrale wortel? (ventrale radix)
Alleen motorische informatie
27
Wat vervoert de dorsale wortel? (dorsale radix)
Alleen sensibele informatie
28
Wat vervoert de spinale ganglion?
Alleen sensibele informatie
29
Wat vervoert de ventrale tak? (ramus anterior)
Zowel sensibele als motorische informatie
30
Wat vervoert de dorsale tak (ramus posterior)
Zowel sensibele als motorische informatie
31
Wat vervoert de spinale zenuw?
Zowel sensibele als motorische informatie
32
Een plexus wordt gevormd door vezels afkomstig uit welke rami (takken)
alleen ventrale rami (takken)
33
Waaruit bestaat een motorunit?
Motoneuron + geinnerveerde spiervezel
34
De motorische schors bevindt zich in de
Gyrus precentralis
35
Waar kruist de piramidebaan?
Hersenstam
36
Motoneuronen vinden we in de..
Ventrale hoorn
37
Ataxie is een stoornis van
Het cerebellum (coördinatie van een beweging)
38
Basale ganglia is verantwoordelijk voor...
starten en stoppen van een beweging
39
Dwarsgestreept spierweefsel Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
40
Kniepeesreflex Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
41
Motorunits Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
42
Uitval bij syndroom van Horner Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Sympatische deel (2)
43
Verwijding van de pupil Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Sympatische deel (2)
44
Postganglionaire cellen met noradrenaline Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Sympatische deel (2)
45
Constrictie van de blaaswand Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Parasympatische deel (3)
46
Ganglion in de buurt van het orgaan Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Parasympatische deel (3)
47
Preganglionaire neuronen in sacrale segmenten Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Parasympatische deel (3)
48
Ventrale hoorn in het ruggenmerg Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
49
Piramidebaan Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
50
Sensatie van pijn en temperatuur in de huid Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
51
Motoneuronen Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Somatische deel (1)
52
Zweten Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Sympatische deel (2)
53
Grensstreng Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Sympatische deel (2)
54
Preganglionaire neuronen in thoracale en lumbale segmenten Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Sympatische deel (2)
55
Innervatie door o.a. 4 hersenzenuwen Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Parasympatische deel (3)
56
Contractie van de blaas Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Parasympatische deel (3)
57
Kort post-ganglionaire vezels Maakt onderdeel van: 1) Somatische deel 2) Sympatische deel 3) Parasympathische deel
Parasympatische deel (3)
58
Welke oogspier innerveert de linker nucleus trochlearis
m. obliquus superior van het rechteroog
59
Kernreceptoren en membraanreceptoren bestaan uit verschillende functionele domeinen. Welke twee functionele domeinen zijn specifiek voor een kernreceptor?
DNA bindingsdomein Co-activator/repressor interactie domein
60
Noem, in de juiste volgorde, vier stappen in de signaaltransductie route van een enzym-gekoppelde receptor na binding van het ligand.
1. Dimerisatie van receptoren 2. Activatie van het kinase domein 3. Fosforylering van de (eigen) receptor 4. `Activatie van intracellulaire eiwitten
61
Spierspoeltjes
Fungeren als lengte sensoren
62
Golgi-peeslichaampjes
Fungeren als krachtsensoren
63
Waarvoor dient de innervatie van de spierspoeltjes door 𝝲-motorische neuronen?
Veranderen meetbereik spierspoeltjes
64
Wat is het effect van activatie van 𝝲-motorische neuronen op de spiertonus?
Spiertonus neemt toe
65
Zijn spierspoeltjes en peeslichaampjes in serie of parallel geschakeld met de spier?
Spoeltjes parallel Peeslichaampjes in serie
66
Uit welke van structuren bestaat de hersenstam?
1) Mesencephalon (middenhersenen) 2) Pons 3) Myelencephalon (medulla)
67
Welke twee structuren ontstaan uit het metenchephalon?
1) Cerebellum 2) Pons
68
Rangschik de termen die de circulatie van liquor reflecteert. Zet de structuur die verantwoordelijk is voor de productie van liquor bovenaan.
1. plexus choroideus 2. laterale ventrikel 3. foramen interventriculare 4. derde ventrikel 5. aquaduct 6. vierde ventrikel 7. apertura mediana 8. subarachnoidale ruimte 9. granulationes arachnoidales 10. sinus sagittalis superior
69
Stimulatie van bepaalde pre-ganglionaire neuronen leidt tot constrictie van de blaaswand. Waar zijn de cellichamen van deze neuronen gelokaliseerd?
in het ruggenmerg
70
Welke somato-sensibele informatie wordt vervoerd via de posteriore (dorsale) kolommen in het ruggenmerg?
Aanraking Proprioceptie Trillingen
71
Parasympatisch of Sympatisch? Ontspannen van de blaaswand
Sympatisch
72
Parasympatisch of Sympatisch? Vernauwing van de longen
Parasympatisch
73
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: innervatie oogspier
n. trochlearis (n. 4)
74
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: contralaterale innervatie
n. trochlearis (n. 4)
75
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: kauwspieren
n. trigeminus (n. 5)
76
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: gevoel in het aangezicht
n. trigeminus (n. 5)
77
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: mimische spieren
n. facialis (n. 7)
78
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: smaak voorste deel van tong
n. facialis (n. 7)
79
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: glandula submandibularis
n. facialis (n. 7)
80
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: glandula parotis
n. glossopharyngeus (n. 9)
81
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: gevoel + smaak achterste deel van de tong
n. glossopharyngeus (n. 9)
82
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: m. trapezius
n. accessorius (n. 11)
83
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: glandula sublingualis
n. facialis (n. 7)
84
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: doorslikken richting maag
n. glossopharyngeus (n. 9)
85
Welke hersenzenuw is verantwoordelijk voor: innervatie tongspieren
n. hypoglossus (n.12)
86
Je bent neuroloog en ziet een patiënte met beperkte uitval in een been. Lichamelijk onderzoek wijst uit dat de patiënte lichte aanraking- en pijnprikkels in (delen van) naast elkaar gelegen dermatomen niet waarneemt. Waar zal dit probleem het meest waarschijnlijk gelokaliseerd zijn?
in een perifere zenuw
87
Je bent neuroloog en ziet een patient met beperkte sensorische uitval. Lichamelijk onderzoek wijst uit dat de patient een lichte aanraking niet meer voelt in één dermatoom. Waar is het probleem gelokaliseerd?
in een spinale zenuw