week 4 Flashcards
(33 cards)
Welke biologische theorieën zijn er?
de klassieke ideeën, de psychobiologische theorieën, de gedragsgenetica theorieën, de neurocriminologische theorieën
Welke klassieke ideeën zijn er?
positivisme, atavisme en somatotypes
wat is het positivisme?
onderzoek doen dmv op een nuetrale objectieve manier meten. de metingen zijn van het lichaam, om op die manier persoonlijkheidseigenschappen te achterhalen en toe te passen op criminaliteit.
Wie is een belangrijk persoon van het positivisme?
Lombroso
Wat is het atavisme?
gaan ervan uit dat criminelen een stap terug hebben gezet in de evolutie.
Wat zijn somatotypes?
onderzoek naar lichaamstemeperatuur en personlijkheidseigenschappen
Wat zijn de drie somatotypes?
endomorph (relaxed en rustig), mesomorph (hard en gespierd). ectomorph (dun en kwetsbaar)
welke van de drie somatotypes komt het vaakst voor in de criminaliteit?
mesomorph
hoe verklaart de psychobiologische theorieën crimineel gedrag?
door erfelijke factoren, omgevingsfactoren, genetische samenstelling
Wat is het maoa gen (gedragsgenetica)?
dat is een belangrijk aspect over hoe hersencellen met elkaar communiceren.
Waar gaat het gedragsgeneticatheorie vanuit?
dat de omgeving en genetica elkaars effect kunnen versterken en de groep die zowel genetisch kwetsbaar is als een nadelige omgeving heeft het meeste risico loopt op crimineel gedrag vertonen.
hoe wordt crimineel gedrag verklaard volgens de neurcriminologische theorie?
crimineel gedrag wordt verklaard door lage fysiologische arousal in de hersenen of door minder volume en slechtere werking van de amygdala en de prefrontale cortex in de hersenen.
Wat betekenen de begrippen amygdala en prefrontale cortex (neucriminologie)
Amygdala is het emotiecentrum van de hersenen en de prefrontale cortex is het controlecentrum van de hersenen.
wie lopen het meeste risico op crimineel gedrag volgens de neurocriminologische theorie?
tieners omdat hun brein nog niet volledig gegroeid en ontwikkelt is.
Waar gaat de neurocriminologische theorie vanuit?
van een interactie tussen de factoren: genetisch, omgeving en neur-ontwikkeling.
Wat zijn de zes psychologische theorieën?
antisociale persoonlijkheidsstoornissen, het pen-model, de big-five, zelfcontrole, sociaal leren en neutralisatietechnieken.
Wat is een antisociale persoonlijkheidsstoornis?
een persoon die inadequaat gesocialiseerd is.
Wat zijn de drie factoren van antisociale persoonlijkheidsstoornissen?
stoutmoedigheid (lage angst, hoog zelfvertrouwen en egocentrisch). gemeenheid (geen empathie, geen spijt, roekeloos gedrag), disinhibitie (slechte controle van impulsen en onmiddelijke bevrediging willen)
wat is de verklaring voor antisociale persoonlijkheidsstoornissen?
personen die vroeger zijn afgewezen en of geen liefde hebben ontvangen (van ouders) hebben geen ontwikkeling van empathie. Ook genetische en biomedische factoren spelen een rol.
Wat zijn de kenmerken van het PEN-model?
psychoticisme (egocentrisch, gebrek aan empathie en aggressief), extraversie (sensation seekers), neuroticism (overreactie op stress, angstig, humeurig)
Wat is de big five?
extraversion, agreeableness (vriendelijk), conscientiousness (efficiënt en georganiseerd), neuticism (zelfmedelijden, angstig), opennessW
Wat is het Hexaco-model?
honest-humility: integriteit. hoort bij de big five
Wat zijn de kenmerken van laag zelfcontrole?
impuslief gedrag, ongevoelig, fysiek sterk ipv mentaal sterk, risicozoekend, korte termijn denkers en non-verbaal
Hoe wordt lage zelfcontrole bereikt?
door omgeving, maar ook tekort aan opvoeding en dit wordt terug te zien in slechte prestaties op school, werk en in risicovolgedrag in kinderen.