Week 6 + 7 Flashcards
(44 cards)
Leg uit wat geheugen is
Dit is het vermogen van het zenuwstelsel om vaardigheden en kennis vast te houden en op te halen. (herinneringen zijn persoonlijk)
Leg de 3 fases uit van geheugen
- Encoding fase: dit vind plaats op het moment van leren, omdat informatie wordt omgezet in een formaat dat in het geheugen kan worden opgeslagen.
2.Opslag fase: Dit is het bewaren van de gecodeerde weergave.
Retrieval fase: deze fase bestaat uit het bereiken van geheugenopslag om een eerder gecodeerd en opgeslagen geheugen te vinden en voor de geest te halen.
Wat is het verschil tussen consolidatie en reconsolidatie? (consolidation & reconsolidation) (LeDoux)
Consolidatie: Dan wordt gecodeerde informatie in het geheugen opgeslagen.
Reconsolidatie: Dit vindt plaats wanneer een herinnering wordt geactiveerd en weer in de opslag wordt geplaatst. Dit kan verklaren waarom herinneringen voor gebeurtenissen in de loop van tijd kunnen veranderen.
Leg uit wat een lange termijn potentiatie is (LTP) (Hebb)
Dit is het versterken van synaptische verbindingen waardoor de post synaptische neuronen gemakkelijker geactiveerd kunnen worden door presynaptische neuronen.
Leg de NMDA-receptor uit
Dit type glutamaatreceptor reageert alleen wanneer grote hoeveelheden Glutamaat beschikbaar zijn in de synaps. Dit is cruciaal voor LTP omdat LTP leidt tot een toename van het aantal glutamaatreceptoren.
Wat is het HDAC enzym? (Histondeacetylasen)
Dit is een enzym die genexpressie afremt. Deze enzym blokkade leidt tot meer geheugen.
Wat bedoelt Lashey met de term Engram?
Dan verwijs je naar de fysieke plaats van geheugenopslag in je brein.
Geef de 5 plaatsen in je brein aan waar geheugen mee geassocieerd zijn
1.Prefrontale cortex: working memory
2.Temorale lobe: verklarend memory
3.Amygdala: fear learining
4.Hippocampus: ruimtelijk memory
5.Cerebellum: motor action learning and memory
(6.) Medial temoral: verantwoordelijk voor de vorming van nieuwe herinneringen
Leg het three memory systems uit van Atkison en Shiffrin.
Dit is een systeem dat bepaalt hoelang informatie in het geheugen wordt bewaard.
1.Sensory memory, is een tijdelijk geheugensysteem dat nauw verbonden is met de sensorische systemen.
2.Short-term memory: hier wordt verbale informatie naar toe gestuurd tot dat deze word opgeslagen of vergeten.
3.Long-term memory: dit is de onbeperkte opslag van informatie in je brein net zoals een harde schijf.
Leg het verschil uit tussen iconic memory en echoic memory
Iconic memory: visueel geheugen
Echoic memory: auditief geheugen
Wat is working memory?
Dit opslagsysteem bewaart en manipuleert actief meerdere stukjes tijdelijke informatie uit. Zoals geluiden, beelden en ideeën. (zoals het proberen te onthouden van een reeks letters, dan werk je om het te onthouden. Stom je met het proberen, dan vergaat deze informatie)
Leg uit wat memory span is (Miller)
Het werkgeheugen kan een beperkte hoeveelheid informatie bevatten. +/- is dit 7 items. Dit cijfer heet de memory span.
Wat is Chuncking?
Een proces van het opsplitsten van informatie in betekenisvolle eenheden. hoe efficiënter geknipt, hoe beter je het kan onthouden
Leg het fenomeen serial position effect uit
De mogelijkheid om beter dingen te onthouden wat hing aan de volgorde van het vertellen van iets. (de eerste persoon die een presentatie gaf of de laatste werden beter onthouden dan de persoon die als 2de moest)
Leg het verschil uit tussen het primacy effect en het recency effect.
Primacy: als eerst
Recency: als laatst
Leg het Levels of processing model uit van Craik en Lockhart
mentale representaties worden opgeslagen door betekenis. Volgens het model geldt het hoe dieper een item is gecodeerd, hoe meer betekenis het heeft en hoe beter het wordt onthouden.
Leg de verschillende niveaus van codering uit volgens Craik en lockhart
- Maintenance rehearsal, dit is simpel weg het keer op keer herhalen.
- Elaborative rehearsal, conceptueel over een item nadenken. (liedje van maken etc)
Wat is een schema?
Dit zijn cognitieve structuren in het langetermijngeheugen die ons helpen informatie waar te nemen, te organiseren, te verwerken en te gebruiken. (hoe je informatie opsplitst) (dier bij dier, auto bij auto)
Leg het spreading activation model uit van Collins en Loftus.
Het activeren van 1 knooppunt (node) de kans vergroot dat bijhoorde knooppunten ook actief worden. Volgens dit model activeren stimuli in het werkgeheugen specifieke knooppunten in het langetermijngeheugen.
Wat is een retrieval cue?
Dit kan alles zijn dat een persoon helpt om een herinnering op te roepen. Het ontmoeten van prikkels zoals geuren, geluiden etc.
Leg het Encoding specificty principle uit van Tulving en wat context dependent memory is.
Volgens dit principe kan elke stimulus die samen met een ervaring wordt gecodeerd, later een herinnering aan de ervaring oproepen. Wanneer de terugroepsituatie vergelijkbaar is met de coderingssituatie, wordt context-dependent memory genoemd. (dus je maakt iets mee en bij die situatie was de context van een fysieke locatie of geur aanwezig, zodra je een soort gelijke situatie hebt met die fysieke locatie of geur erbij krijg je een soort flashback naar die herinnering van toen)
Wat is state dependent memory?
Als je in een goede bui bent heb je de neiging om goede tijden te herinneren, als je in een slechte bui bent minder goede.
Wat is prospectief geheugen?
Dit is toekomst gericht. Het betekent dat een persoon zich herinnert iets in de toekomst te doen. (Wil je mee onthouden om straks de honden uit te laten)
Wat zijn Mnemonics?
Dit zijn leermiddelen of strategieën die gebruik maken van ophaalcues om het herinneren te verbeteren. Zoals ezelsbruggetjes.