Week 7 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Welk gedeelte van de placenta is voornamelijk betrokken bij de productie van hormonen en eiwitten?

A

Syncytiotrofoblasten
→ Laag cellen aan de buitenkant van de placenta.
→ O.a. CRH, hCG, steroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat veranderd er aan de prolactine in de moeder?

A

Prolactine stijgt door oestrogeen stijging:

  1. Oestrogeen remt dopamine (wat prolactine remt).
  2. Directe invloed op prolactine producerende cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet hCG mbt. de schildklier?

A
  • Door structurele overeenkomsten met TSH, stimuleert hCG ook de schildklier.
  • Hoge spiegels hCG kan leiden tot maternale hyperthyreoidie (»T4) wat geassocieerd is met hyperemesis gravidarum (HG= misselijkheid).
  • Vanaf 10-12 wkn. is er foetaal TSH en T4, maar laag tot 20 wkn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet placentair CRH bij de moeder?

A
  • Zorgt voor stijging ACTH en stimulatie van bijnier.
    →Verhoogd cortisol en aldosteron→ geen hypercortisolisme (want ook CBG↑).
    → geassocieerd met striae, melasma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welk hormoon heeft hCG naast TSH een structurele overeenkomst mee?

A

LH

*hCG zorgt voor: *
- Eerste weken stimulatie steroidogenese Corpus Luteum.
- Na 8-9 wkn stimulatie steroidogenese in placenta.
- Langere halfwaardetijd dan LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geeft een hoge spiegel hCG aan met mn. toename van beta-ketens?

A

Duidt op trofoblast ziekte (MOLA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met het zogeheten “Hook effect”?

A
  • Urine zwangerschapstest is specifiek gericht op epitoop van beta-subunit.
  • Testen bevatten vrij en gebonden antilichamen gericht tegen 2 epitopen van intacte hCG molecuul.
  • Bij overmaat van hCG/beta-hCG vormen er complexen van signaalAb + ongebonden hCG.
  • Bij overmaat van hCG /beta-hCG krijg je dan vals negatieve uitkomst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zorgt het maternale progesteron voor bij de foetus?

A
  • Precursor voor foetale bijnier steroidgenese van corticosteroiden en mineralcorticoiden.
  • Remt uteruscontracties (weeënremmer).
  • Behoud van decidua/endometrium.
  • Immuunmodulatie ter voorkoming afstoting trofoblast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor zijn oestrogenen nodig tijdens de zwangerschap?

A
  1. Regulatie placentaire progesteron productie.
  2. Borstklierweefsel ontwikkeling.
  3. Maternale cardio-vasculaire adaptie (circulerend bloedvolume, RAAS systeem).

Productie van oestrogeen wordt gestimuleerd door foeto-placentaire eenheid (foetaal DHEAS).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 2 belangrijke hormonen tijdens de lactatie?

A
  1. Prolactine: synthese lactose.
  2. Oxytocine: ontlediging van alveoli en ductuli.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreken we van een normale baring?

A
  • Duur 37-42 wkn.
  • Foetus in hoofdligging.
  • Spontaan begin van weeën.
  • Ontsluiting en uitdrijving zonder medische interventies.
  • Bloedverlies <1000ml.
  • Gaaf perineum- 1e/2e graads ruptuur - episiotomie.
  • Apgarscore >7 na 5 min, neonaat behoeft geen directe zorg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke fases van de bevalling kennen we?

A
  1. Ontsluitingsfase
  2. Uitdrijvingsfase
  3. Nageboortetijdperk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe begint de bevalling (mechanisme)?

A
  • Onbekend
  • Foetaal signaal (CRF→ cortisol en DHES→ PGE2 en PGF2a)
  • Pathologisch (infectie, inflammatie, overrekking van de uterus).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat beoordeel je bij vaginaal toucher tijdens de ontsluitingsperiode?

A
  • Portio
  • Ontsluiting
  • Vliezen
  • Indaling
  • Aard voorliggend deel
  • Stand voorliggend deel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is contractie niet hetzelfde als een wee?

A

Een wee leidt tot progressie van ontsluiting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vlakken van Hodge hebben we?

A
  1. Bovenrand symfyse
  2. Onderrand symfyse
  3. Interspinaallijn
  4. Bekkenbodem
17
Q

Wat is de stand van het hoofdje van de baby bij een bevalling?

A

Kijkend naar beneden→ AaV (~9,5 cm)

18
Q

Wat zijn de 3 voorwaarden voor de start van persen?

A
  1. Hodge 3
  2. Volledige ontsluiting
  3. Persdrang
19
Q

Hoe verloopt de uitdrijvingsfase?

A
  1. Inwendige spildraai:
  • Het hoofd staat horizontaal bij het bekkeningang.
  • Het hoofd draait verticaal voor het bekken uitgang.
  1. Uitwendige spildraai:
  • Na het geboren worden van de caput draait de foetus zelf terug naar de kant waar de rug lag.
  • Schouders kunnen nu de bekkenuitgang ook passeren.
20
Q

Wat gebeurt er na de geboorte?

A
  • Bij mama op de borst.
  • Afgedrogen en warm houden (muts, warme doek).
  • Apgar score.
  • Navelstreng afklemmen en doorknippen.
  • Maternale conditie: vitale parameters, inspectie bloedverlies, palpatie uterus.
21
Q

Waar wordt op gelet tijdens het nageboorte tijdperk?

A
  • Duur (< 1 uur)
  • Bloedverlies (< 1L)
  • Controle contractie toestand uterus.
  • Controle placenta los→ via handgreep van Kustner (trekken aan navelstreng).
22
Q

Hoe zorg je voor een actieve (snellere) nageboortetijdperk?

A
  • Alert op gecontraheerde uterus (standaard oxytocine)
  • Alert op lege blaas
  • Controlled cord traction (CAVE inversio uteri)
23
Q

Welke classificatie gebruiken we voor een perineum laesie?

A

Sultan

  1. alleen de huid/vagina wand.
  2. idem als 1 + onderhuidsweefsel en spier.
  3. idem als 2 + ruptuur van sfincter ani.
    a. Externe Anale Sfincter (EAS) <50%
    b. EAS>50%
    c. EAS & IAS
  4. idem als 3 + ruptuur van rectu, mucosa
24
Q

Wanneer spreken we van vroeggeboorte en wat kan je er tegen doen?

A
  • Partus <37 weken.
  • < 34 wkn: weeënremmers + longrijping.
  • < 32 wkn: celestone, MgSO4, remming.
25
Wat doe je wanneer iemand overtijd is (serotiniteit)?
Als portio niet rijp is→ primen (rijpen): - Mechanische methode (ballon) - Medicamenteus (prostaglandine: misoprostol) Inleiden→ als portio rijp genoeg is: - Amniotomie - Oxytocine
26
Welke complicaties kunnen er ontstaan bij de foetus bij meconiumhoudend vruchtwater?
1. O2 gebrek 2. Infecties 3. Ademhalingsproblemen
27
Wat is er aan de hand bij een schouderdystocie?
Het hokken van voorste schouder achter de symfyse.
28
Wat zijn de oorzaken van een fluxus?
**De 4 T's** 1. Tone: tonus uterus niet goed. 2. Trauma 3. Tissue: placenta laat niet goed los 4. Trombine