week 7 ZO's en VO's Flashcards

1
Q

Hoe verloopt de impulsgeleiding in het PR/PQ interval?

A

Die gaat van SA -knoop (atriale contractie) naar de AV-knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verloopt de impulsgeleiding het QRS interval?

A

Die gaat over de bundel van His vie de rechter en linker bundeltak naar de purkinje vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de gemiddelde hematocryt waarde van een vrouw?

A

0.4 - 0.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem twee functies van de binconclave vorm van een erytrocyt.

A
  • vergroting contactoppervlakte
  • cellen kunnen stapelen en zo met veel door een capillair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 processen kan een pluripotente stamcel doorstaan?

A
  • proliferatie
  • differentiatie
  • maturatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 2 grootste verschillen tussen een pluripotente stamcel en een voorlopercel?

A
  • voorlopercel kan niet zelf-vernieuwen
  • voorloperel heeft hogere proliferatieve activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke typen bloedcellen ontstaan uit een myeloide stamcel?

A
  • granulocyten
  • monocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke typen (bloed)cellen ontstaan uit een GEMM stamcel?

A
  • megakaryocyt
  • erytrocyt
  • myeloide stamcel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 4 grootste verschillen tussen een rijpe en onrijpe stamcel in de hematopoetese?

A

rijpe cel:
- minder cytoplasma
- gecondenseerd chromatine
- geen nucleoli
- relatief klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het grootste verschil in de erytrocytaire vs de granulocytaire ontwikkeling?

A
  • erytrocytair: basofiel naar acidofiel
  • granulocytair: basofiel naar neutrofiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke aankleuring geeft een basofiele cel?

A

blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke aankleuring geeft een eosinofiele cel?

A

oranje/bruin (acidofiel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke aankleuring geeft een azurofiele cel?

A

rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt er gemeten bij extremiteitafleiding I (ECG)?

A

linkerarm (+) vs. rechterarm (-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt er gemeten bij extremiteitafleiding II (ECG)?

A

linkerbeen (+) vs. rechterarm (-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt er gemeten bij extremiteitafleiding III (ECG)?

A

linkerbeen (+) vs. linkerarm (-)

17
Q

Wat houdt de positieve selectie in de thymus in?

A

Alleen de thymocyten die een antigen kunnen binden blijven leven

18
Q

Wat houdt de negatieve selectie in de thymus in?

A

Alleen de thymocyten die geen lichaamseigen antigen binden blijven leven

19
Q

Wat is de functie van de cortex van de thymus? (3)

A
  • proliferatie thymocyt
  • rijping thymocyt
  • positieve selectie
20
Q

Wat is de functie van het medulla van de thymus? (2)

A
  • secretie rijpe T-cel aan bloed
  • negatieve selectie
21
Q

Wat zijn de 2 functies van het langgerekte epitheel in de thymus?
Waar bevinden deze zich?

A
  • ontwikkeling
  • vergroting contactoppervlak
  • cortex
22
Q

Waar in de thymus bevinden zich dendritische cellen?

A

medulla

23
Q

Wat zijn de 2 functies van dendritische cellen in de thymus?

A
  • dienen als APC tijdens de negatieve selectie
  • ondersteuning weefsel
24
Q

Benoem 2 uiterlijke kenmerken specifiek voor een eosinofiele granulocyt

A
  • 2 lobbige kern
  • oranje/bruine kleuring cytoplasma (acidofiel)
25
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen in de verhouding van bloedcellen tussen een gezond persoon en een patiënt met pfeiffer?

A
  • minder neutrofiele granulocyten
  • meer actieve lymfocyten