Week 8 Flashcards
a-term
preterm
postterm
neonatale periode
a-term: 37-42 weken
preterm: < 37 weken
–> < 32 weken verplicht geboren in ziekenhuis
–> <24 weken geen actieve opvang
postterm: > 42 weken
neonatale periode: eerste 28 dagen
wanneer begint de aanmaak van surfactant
34 weken
4 mogelijke gevolgen van prematuriteit
infecties
sepsis
ROP: premature retinopathie
BPD: bronchopulmonale dysplasie
hoe ontstaat ROP: door welke proces in welke weken
oogontwikkeling is in week 34-36
als prematuur wordt geboren stopt de angiogenese in de retina plotseling waardoor deze los kan laten en er blindheid kan ontstaan
hoe ontstaat BPD 5 oorzaken
BPD ontstaat door:
- gebrek aan surfactant (wordt pas vanaf 34e week aangemaakt)
- long ontwikkeling stopt plotseling door hyperoxie/normoxie
- mechanische beschadiging tijdens beademing
- infecties
- zuurstofradicalen
wat zijn de risicofactoren voor BPD
- prematuriteit
- roken tijdens zwangerschap
- hypertensie bij moeder
- laag geboortegewicht
- geslacht (komt meer bij jongens voor)
noem 5 risicofactoren voor prematuriteit
- maternale stress
- infecties
- hypertensie
- aandoeningen van de cervix
- overrekking van de baarmoeder
negatief effect van prematuriteit op moeder
3 * zo grote kans op CVA (bij vroeggeboorte < 32 weken)
hoe wordt de regressie (of verergering) van neurologische ontwikkelingsstoornissen verklaart die kan optreden tussen 2 en 10 jaar
komt door de plasticiteit van de hersenen. deze wordt sterk beïnvloed door de omgeving waarin het kid opgroeit, zoals bijvoorbeeld de socio-economische status.
wat zijn 3 factoren die belangrijk zijn voor de morbiditeit en mortaliteit van een prematuur
- geboortegewicht
- geslacht (jongens hebben slechtere uitkomst)
- behandeling met antenatale corticosteroïden (verbetert de uitkomst)
wat zijn de congenitale infecties
Toxoplasmose
Others (HIV, parvovirus B19)
Rubella
CMV
HSV
Syfilis
op welke infecties wordt er bij zwangeren getest en met welke reden
HIV, hep B en syfilis
behandeling van de infectie kan overdracht op kind voorkomen
kenmerken van TORCHS
- dysmaturiteit
- microcefalie
- bloeduitstortingen (anemie en trombocytopenie)
- hepatosplenomegalie
- icterus
wat is specifek voor CMV op MRI
verkalking rond de ventrikels van de hersenen
diagnostiek van congenitale CMV en onderscheiden tussen congenitaal en verworven
PCR-CMV van urine of speeksel
een positieve PCR < 21 dagen is bewijzend voor een congenitale CMV
hierna kan onderscheid alleen gemaakt worden door PCR op bloed dat is afgenomen voor hielprikscreening (dag 5/6)
congenitale CMV infectie –> behandeling?
alleen bij symptomatische infectie, behandeling met gancyclovir IV langdurig.
morbiditeit van congenitale CMV infectie
bij symptomatische bijna iedereen (doofheid, mentale retardatie, laag IQ)
bij asymptomatische mar 10% en dan zijn dit meestal gehoorproblemen
verticale transmissiekans van HSV-2 is afhankelijk van primo of herhaalde infecite.
primo-infectie HSV-2 geeft 50% kans
primo-infectie HSV-2 met eerder doorgemaakte HSV-1 geeft 30% kans (kruisantistoffen)
herhaalde HSV-2 infectie geeft 2% kans
verloop van HSV-2 bij neonaat is ernstiger bij primo infectie van moeder. waarom
- geen antistoffen (van zelf of moeder)
- hogere virale load
klinische manifestaties van neonatale HSV
- bij eerste symptomen in 1ste week “gedissimineerde vorm” met aangedaan: huid, longen, hersenen
hoogste mortaliteit - bij eerste sympotmen in week 2: huid, ogen, mond aangedaan. 0% mortaliteit
- bij eerste symptomen in week 2-3: encefalitits/meningitis is CZS aangedaan. Maar 14% mortaliteit maar hoogste morbiditeit
diagnostiek en behandeling van HSV-2 neonataal
diagnostiek met PCR van oropharynx (of kweek)
behandeling met aciclovir IV
2 postnataal verworven infecties en verwekkers
soepoog (neonatale conjuncitivitus) door chlamydia of gonorrhoe
sepsis en meningitis door e.coli, listeria of GBS(!)
klinische manifestaties van neonatale GBS infectie
early onset (75%): in week 1 door verticale transmissie –> kreunen, apneus, pneumonie, sepsis, meningitis (25%)
late osnet (25%): week 2-3 maanden door verticale of horizontale transmissie –> sepsis, meningitis (75%)
pneumonie bij pasgeborenen bijna altijd:
maar niet te onderscheiden van:
GBS-pneumonie
op x-thorax niet te onderscheiden van respiratory distress syndrome bij prematuren (door geen surfactant aanmaak)
bij allebei geen surfactant (GBS blokkeert surfactant)