Week 8: Leukemie en lymfomen Flashcards

(55 cards)

1
Q

Wat is de behandeling voor AML?

A

Inductie (2x chemo) + consolidatie (chemo, allo-SCT, auto-SCT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn patiëntgebonden prognostische factoren voor AML?

A

Leeftijd + comorbiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn ziektespecifieke prognostische factoren voor AML?

A

Cytogenetische afwijkingen + moleculaire afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn therapie gerelateerde prognostische factoren voor AML?

A

Respons ziekte op behandeling (complete remissie) + minimale residuele ziekte (restziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het myelodysplastisch syndroom (MDS)?

A

Klonale aandoening van hematopoietische stam/progenitorcellen, gekenmerkt door ineffectieve hematopoiese en neiging tot leukemische evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de incidentie van MDS?

A

Vooral bij ouderen en mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de klinische presentatie van MDS?

A

Asymptomatisch of symptomatisch met anemie, neutropenie en trombocytopenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de etiologie van MDS?

A

Genetische en/of epigenetische veranderingen in voorlopercellen in het beenmerg (door pech in replicatie, expositie aan carcinogenen of erfelijke factoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de behandeling van MDS?

A

Allo-SCT is enige curatieve optie (hoog risico mortaliteit),
ziekte-modulerende middelen
intensieve chemotherapie
immuunsuppressieve therapie
supportive care

5-azacytidine zorgt voor DNA-demethylatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is supportive care?

A

Het bestrijden van beenmergdepressie na chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zorgt anemie voor?

A

Moeheid, bleek zien, POB, dyspnoe, hartkloppingen door tekort aan erytrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zorgt leukopenie voor?

A

Verhoogde kans op infecties, door tekort aan leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zorgt trombopenie voor?

A

Verhoogde bloedingsneiging, door tekort aan trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er te doen tegen anemie?

A

Bloedtransfusie, foliumzuur/vitamines/ijzer, EPO-behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er te doen tegen leukopenie?

A

Granulocyten transfusie, G-CSF, SDD-profylaxe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er te doen tegen trombopenie?

A

Trombocytentransfusie, TPO-behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel eenheden erytrocytenconcentraat heeft iemand nodig?

A

Hb-stijging van 0,5-0,7 mmol/L per eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel eenheden trombocytenconcentraat heeft iemand nodig?

A

Trombocytenstijging van 30-50 x 10^9/L per eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de universele donor?

A

O-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de universele ontvanger?

A

AB+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er bij een bloedtransfusie met de verkeerde bloedgroep?

A

Hemolyse, bloedafbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de risico’s van supportive care?

A
  • Hemolytische transfusiereactie
  • Koorts
  • Allergische reactie
  • Overdracht ziekteverwekker
  • TRALI
  • Ijzerstapeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een lymfoom?

A

Kanker ontstaan in kwaadaardige tegenhangers van lymfocyten

24
Q

Op welke leeftijd komen lymfomen vooral voor?

25
Hoe presenteert een diffuus grootcellig B-cel lymfeoom (DLBCL) zich?
Pijnloze lymfeklierzwelling, vaak in de hals, vaak geen klachten, klachten t.g.v. lokalisatie, B-symptomen (koorts, nachtzweten, gewichtsverlies)
26
Hoe wordt diagnostiek gedaan bij lymfomen?
Altijd in ieder geval naast CT/PET histologie bekijken!
27
Wat is de therapie voor lymfomen?
Wait and see: alleen bij klachten behandelen anti-CD20 therapie (rituximab) + chemo
28
Wat is de prognose voor lymfomen?
15-20 jaar
29
Hoe presenteert het Burkitt lymfoom zich?
Bij oudere kinderen en Jongvolwassenen, zeer snelle groei en zeer agressief, behandelen met intensieve chemo en 80% genezingkans
30
Wat zijn de verschillen tussen folliculair lymfoom en Burkitt?
Ouderen <> jongeren Indolent <> zeer agressief Bij klachten behandelen <> spoedbehandeling Milde chemo poliklinisch <> zeer intensieve chemo Chronisch <> acuut Geen curatie <> 80% genezing Lange overleving
31
Hoe kenmerkt de ziekte van Hodgkin zich?
Door aanwezigheid van Reed-Sternbergcellen (uilenogen), zijn CD20-
32
Wat is Multipel Myeloom (MM)?
Kwaadaardige woekering van plasmacellen in beenmerg; kloon van één ontaarde plasmacel met productie van hetzelfde immunoglobuline > M-proteïne
33
Waaruit bestaan plasmacellen?
Zware (IgA, IgG, IgM) en lichte (lambda, kappa) ketens die gecombineerd worden
34
Wat zijn de criteria voor MM?
Klonale beenmerg plasmaproductie >10% + minstens één myeloma deining event: C hypercalciëmie R nierfunctiestoornis A anemie B botlaesies Let op: 80% krijgt polyneuropathie tijdens behandeling
35
Hoe werken de stadia voor NHL?
1 = 1x station of klier 2 = 2 onafhankelijke stations, één kans diafragma 3 = meerdere stations, weerszijde diafragma 4 = orgaanbetrokkenheid
36
Wat is het verschil tussen acute en chronische vorm leukemie?
Acuut is er veel deling, maar rijpen ze niet uit en zijn dus niet functioneel; chronisch ook veel deling, maar vindt er wel een gedeeltelijke uitrijping plaats. Alleen omdat het er zoveel zijn worden goed ontwikkelde cellen verdrongen
37
Wat zijn de standaard waarden trombocyten?
Profylactisch: 10x10^9 Ingreep: 50x10^9 Ingreep high risk: 100x10^9
38
Wanneer geef je bloedtransfusie?
Zonder comorbiditeit geef je vanaf 4 mM, met veel vanaf 6 mM chronisch: onder 25 vanaf 4 mM, boven 70 vanaf 5,5 mM
39
Welke anamnestische vragen bij bloedtransfusie?
Eerder transfusie en wanneer? Zwanger? Bekend met antistoffen? + via lab AB0-bloedgroep, Resus bloedgroep en screening irregulaire antistoffen
40
Wat is de verhouding leukemie bij kinderen?
ALL = 90% (120, 2 jaar) AML = 9% (30. 4-5 maanden) CLL = 0% CML = 1%
41
Wat is de verhouding leukemie bij volwassenen?
ALL = 1% AML = 8% CLL = 90% CML = 1%
42
Welk ijwit is bij CML verhoogd?
BCR-ABL, Philadelphia chromosoom door translocatie tussen 9,22
43
Hoeveel procent van patiënten overleeft langdurig bij CML?
90%
44
Hoe ziet bloedbeeld bij CML eruit?
Hb licht verlaagd, leukocyten sterk verhoogd, normale trombocyten (bij CLL is leukocyten maar licht verhoogd)
45
Wat is de genezingskans bij AML?
60%
46
Wat is de genezingskans bij ALL?
85%
47
Hoe behandel je CML?
imatinib
48
Wat zijn extra-medullaire lokalisaties voor AL?
Milt, lever, lymfeklieren, thymusH
49
Hoe behandel je polycythemia vera?
Adequaat reguleren hematocriet
50
Wat zie je bij LO van CML?
Splenomegalie
51
Hoe lang overleven cellen?
Granu: 12 uur Trombo: 8 dagen Ery: 3 maanden
52
Wat zijn popcorncellen?
Tegengestelde van RD-cellen en zijn CD20+
53
Wat zijn de verschillen tussen HL en NHL? 5x
HL / NHL: RS-cellen (CD20-) - B- (CD20+) en T-cellen jongeren - ouderen begin stadium ontdekking - gevorderd stadium ontdekking lymfogene verspreiding - hematogeen verspreiding zeer goede prognose - afhankelijk van type
54
Welk lymfoom is geassocieerd met infectie door EBV?
Klassiek HL
55
Welke translocatie heeft folliculair lymfoom?
t(14;18)(q32;121)