Wereldeconomie begrippen en formules 6VWO

Question 1

Globalisering

Answer 1

Toenemende internationale verwevenheid van economieën.

Question 2

Exportquote

Answer 2

Percentage van de totale productie dat wordt geëxporteerd. (Formule: (Waarde export / BBP) x 100%)

Question 3

Importquote

Answer 3

Percentage van de totale bestedingen dat wordt geïmporteerd. (Formule: (Waarde import / BBP) x 100%)

Question 4

Comparatieve kostenverschillen

Answer 4

Theorie die verklaart waarom landen voordeel hebben bij specialisatie en handel, zelfs als één land alles efficiënter kan produceren.

Question 5

Betalingsbalans

Answer 5

Overzicht van alle economische transacties tussen ingezetenen van een land en het buitenland gedurende een bepaalde periode.

Question 6

Lopende rekening

Answer 6

Onderdeel van de betalingsbalans dat de handel in goederen en diensten, primaire en secundaire inkomens registreert.

Question 7

Financiële rekening

Answer 7

Onderdeel van de betalingsbalans dat kapitaalstromen zoals investeringen en leningen registreert.

Question 8

Wisselkoers

Answer 8

De prijs van de ene valuta uitgedrukt in een andere valuta.

Question 9

Appreciatie

Answer 9

Waardestijging van een valuta ten opzichte van andere valuta’s.

Question 10

Depreciatie

Answer 10

Waardedaling van een valuta ten opzichte van andere valuta’s.

Question 11

Effectieve wisselkoers

Answer 11

Gewogen gemiddelde van de wisselkoersen ten opzichte van de belangrijkste handelspartners.

Question 12

Europese Monetaire Unie (EMU)

Answer 12

Europese Monetaire Unie (EMU): Unie van EU-lidstaten die de euro als gemeenschappelijke munt hebben ingevoerd.

Question 13

Euro

Answer 13

De gemeenschappelijke munt van de EMU-landen.

Question 14

Stabiliteits- en groeipact

Answer 14

EU-afspraken over maximale begrotingstekorten en staatsschulden van lidstaten.

Question 15

Optimaal valutagebied

Answer 15

Gebied waarbinnen de voordelen van een gemeenschappelijke munt opwegen tegen de nadelen.

Question 16

Economische integratie

Answer 16

Proces waarbij landen economische barrières afbreken en samenwerking intensiveren.

Question 17

Interne markt

Answer 17

EU-markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal.

Question 18

BBP per hoofd

Answer 18

Totale productie van een land gedeeld door het aantal inwoners.

Question 19

Koopkrachtpariteit

Answer 19

Methode om koopkracht tussen landen te vergelijken door prijsverschillen te corrigeren.

Question 20

Human Development Index (HDI)

Answer 20

Indicator die naast inkomen ook onderwijs en levensverwachting meeneemt om ontwikkeling te meten.

Question 21

Protectionisme

Answer 21

Beleid gericht op het beschermen van binnenlandse producenten tegen buitenlandse concurrentie.

Question 22

Vrijhandel

Answer 22

Handel tussen landen zonder kunstmatige belemmeringen zoals invoerrechten.

Question 23

Invoerrechten

Answer 23

Belastingen geheven op geïmporteerde goederen.

Question 24

Quota

Answer 24

Kwantitatieve beperkingen op de import van bepaalde goederen.

Question 25

Subsidies

Answer 25

Financiële steun van de overheid aan bepaalde sectoren of bedrijven.

Question 26

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Answer 26

Internationale organisatie die regels voor internationale handel opstelt en handelsconflicten beslecht.

Question 27

Multinationals

Answer 27

Bedrijven die in meerdere landen actief zijn.

Question 28

Rentepariteitstheorie

Answer 28

Theorie die stelt dat renteverschillen tussen landen worden gecompenseerd door wisselkoersveranderingen.

Question 29

Kapitaalstromen

Answer 29

Bewegingen van financieel kapitaal tussen landen.

Question 30

Internationale concurrentiepositie

Answer 30

De mate waarin een land kan concurreren op de wereldmarkt.

Question 31

Binnenlandse renteriedel

Answer 31

De centrale bank verhoogt de rente -> lenen wordt duurder en mensen sparen liever, ze geven minder uit -> het BBP kan vertragen omdat mensen minder uitgeven -> de economie koelt af en de inflatie daalt

Question 32

Buitenlandse renteriedel

Answer 32

Er is een renteverschil tussen twee landen -> geld stroomt naar het land met hogere rente -> de valuta van het land wordt aantrekkelijker voor buitenlandse spaarders en beleggers, de valuta wordt meer waard -> het BBP neemt toe door buitenlandse investeerders/beleggers -> de wisselkoersverandering compenseert het renteverschil

Question 33

Reële wisselkoers

Answer 33

Nominale wisselkoers x (Binnenlands prijspeil/Buitenlands prijspeil)

Question 34

Formule koopkrachtpariteit

Answer 34

1 Euro in land A = x eenheden van valuta van land B (x is de hoeveelheid die nodig is om dezelfde goederen en diensten te kopen)

Question 35

Overschot op de lopende rekening

Answer 35

Als er meer ontvangsten zijn dan uitgaven op de lopende rekening

Question 36

Tekort op de lopende rekening

Answer 36

Als er meer uitgaven zijn dan ontvangsten op de lopende rekening

Question 37

Saldo lopende rekening

Answer 37

Ontvangsten - uitgaven

Question 38

Importwaarde

Answer 38

Importprijs in eigen valuta x importvolume

Question 39

Hoe bereik je een overschot op de financiële rekening?

Answer 39

Lenen van geld door de tekortlanden in de overschotlanden

Question 40

Materieel overschot (op de betalingsbalans)

Answer 40

Als de inkomende geldstroom groter is dan de uitgaande geldstroom (Leidt tot een toename van officiële reserves)

Question 41

Officiële reserves

Answer 41

Voorraad van vreemde valuta, ook wel valutareserves of deviezenvoorraad genoemd *toename wordt als uitgave op de financiële rekening gezet, afname als ontvangst*

Question 42

Materieel tekort

Answer 42

De uitgaven aan het buitenland zijn groter dan de ontvangsten uit het buitenland -> de valutareserve neemt af

Question 43

zwevende wisselkoers

Answer 43

Valuta die onbeperkt kan schommelen als de vraag of aanbod van de munt verandert. -> valutarisico (onzekerheid voor importeurs en exporteurs)

Question 44

Spilkoers

Answer 44

Vaste wisselkoers, de feitelijke wisselkoers mag niet of nauwelijks afwijken van de spilkoers. (De centrale bank moet een actief wisselkoersbeleid voeren om de koers te handhaven.)

Question 45

Bandbreedte

Answer 45

De wisselkoers kan beperkt tussen bepaalde waarden bewegen. (Bandbreedte van 0% = volledig vaste koers. koers - 0,5x bandbreedte = ondergrens, koers + 0,5x bandbreedte = bovengrens)

Question 46

Valuta-interventie (onder de spilkoers)

Answer 46

Als de wisselkoers onder de spilkoers komt, moet er ingegrepen worden met een valuta-interventie. -> dmv steunaankoop en de valuta opkopen met valutareserve bij algemene banken. -> vraag neemt toe en de wisselkoers stijgt weer.

Question 47

Liquiditeit van de algemene banken

Answer 47

Het geld in kas van banken. Door het doen van steunaankopen neemt deze af en kan de bank minder leningen verstrekken. (-> onwenselijk in een tijd van laagconjunctuur, want remt bestedingen)

Question 48

Uitrekenen hoe hoog een steunaankoop moet zijn (grafiek)

Answer 48

Zet vraag- en aanbod functie naast elkaar, stel ze gelijk aan elkaar. Op de plaats van de P vul je de gewenste koers in.

Question 49

Toe- en afname valutareserve berekenen

Answer 49

(Antwoord van Qa=Qv met P= gewenste koers) x gewenste koers

Question 50

Valuta-interventie (boven de spilkoers)

Answer 50

Als de wisselkoers boven de spilkoers komt, moet de centrale bank ook ingrijpen door de valuta te verkopen en te ruilen voor vreemde valuta, hierdoor stijgt de aanbod van de munt en daalt de wisselkoers

Question 51

Rente verlagen als alternatief voor valuta-interventie

Answer 51

Dit maakt dit land/ de valuta minder aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers, de vraag daalt en dus de wisselkoers ook. (Dit stimuleert de bestedingen in het land wel, maar is onwenselijk in tijden van hoogconjunctuur)

Question 52

Revaluatie van de valuta

Answer 52

Verhoging van de vaste wisselkoers door de centrale bank

Question 53

Devaluatie van de valuta

Answer 53

Verlaging van de vaste wisselkoers door monetaire autoriteiten