wijze woorden deel 2 Flashcards

(54 cards)

1
Q

Onderzoeken, bestuderen

A

Analyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vergadering, overleg

A

De discussiebijeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Besproken worden

A

Aan bod komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bijeenkomst, conferentie

A

Het symposium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Focussen op, richten op

A

Zich toespitsen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grote bijeenkomst

A

Het congres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lijst maken, in kaart brengen

A

Inventariseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symposium, bijeenkomst

A

De conferentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beoordelen, terugblikken

A

Evalueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deskundigenbijeenkomst

A

De expertmeeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Focussen op, richten op

A

Zich concentreren op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met behulp van, gebaseerd op

A

Aan de hand van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebaseerd op

A

Op basis van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door, vanwege

A

Als gevolg van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Binnen de context van

A

In het kader van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rekening houdend met

A

Met het oog op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Samen met

A

In combinatie met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Over, betreffende

A

Met betrekking tot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Over, betreffende

A

Ten aanzien van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In interactie met

A

In wisselwerking met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gebruikmakend van

A

Met behulp van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Om te voorkomen

A

Ter voorkoming van

23
Q

De versteviging

A

Stabiliseren,de stabilisatie

24
Q

De aanleiding

A

Veroorzaken,de oorzaak

25
De ontregeling
Verstoren,de verstoring
25
De lijst
Inventariseren,de inventaris
26
Het besluit
Concluderen,de conclusie
26
De opname
Registreren,de registratie
27
De beoordeling
Analyseren,de analyse
28
De berekening
Schatten,de schatting
28
De uitbreiding
Zich verspreiden,de verspreiding
29
Het minimum
Minimaliseren,het minimum
30
Aanzienlijk, belangrijk
Beduidend
31
Starten, introduceren
Lanceren
32
Zeer klein
Miniscuul
33
Onvoldoende belicht
Onderbelicht
34
Volgens, zoals gezegd
Aldus
35
Beweren, aannemen
Stellen
36
Raadplegen
Consulteren
37
Verschillend, gevarieerd
Divers
38
Algemene richtlijn
De vuistregel
39
Worstelen met
Kampen met
40
Oorsprong, herkomst
De bron
41
Afgeleide, andere versie
De variant
42
Vergelijkbaar
Soortgelijk
43
Uitleggen, verklaren
Toelichten
44
Mogelijkheid
De optie
45
Liever, idealiter
Bij voorkeur
46
Genoeg zijn, voldoende zijn
Volstaan
47
Bekend als, zogenaamd
Zogeheten
48
Aantonen, duidelijk worden
Blijken uit
49
Vaak, regelmatig
Frequent
50
Proefstukken, voorbeelden
De monsters
51
Ontwijken, ontkomen
Vermijden