“Wolf” Vocabulary Flashcards
(135 cards)
1
Q
Silence
A
Zwijgen
2
Q
Be silent
A
Zweeg
3
Q
Abbreviation, shortening
A
Afkortingen
4
Q
zwijgen
A
silence
5
Q
zweeg
A
be silent
6
Q
afkortingen
A
abbreviation, shortening
7
Q
keer achterrom
A
one more time
8
Q
one more time
A
keer achterrom
9
Q
something
A
iets
10
Q
iets
A
something
11
Q
fling
A
gooide
12
Q
gooide
A
fling
13
Q
eerder
A
earlier
14
Q
earlier
A
eerder
15
Q
verwachtten
A
expect
16
Q
expect
A
verwachtten
17
Q
pork
A
spot, place
18
Q
spot, place
A
pork
19
Q
te
A
was
20
Q
was
A
te
21
Q
kladde
A
draft (of text)
22
Q
draft (of text)
A
kladde
23
Q
weg
A
away, gone
24
Q
away, gone
A
weg
25
gevonden
found
26
found
gevonden
27
nacht
night
28
night
nacht
29
verliezen
to lose
30
to lose
verliezen
31
wakker
awake
32
awake
wakker
33
vuile
dirty
34
dirty
vuile
35
onverlichte
unlit, dark
36
unlit, dark
onverlichte
37
valse herinnering
false memory, remembering
38
false memory, remembering
valse herinnering
39
terugkwam
coming back, return
40
coming back, return
terugkwam
41
onophoudelijk
continuous
42
continuous
onophoudelijk
43
uitroeptekens
exclamation mark
44
exclamation mark
uitroeptekens
45
vuilnisbak
garbage bag
46
garbage bag
vuilnisbak
47
werklaarzen
shoes for work
48
shoes for work
werklaazen
49
thuisgekomen
come home (return home)
50
come home (return home)
thuisgekomen
51
daar
there
52
there
daar
53
zag
see
54
see
zag
55
voeten
feet
56
feet
voeten
57
geloofden
believed
58
believed
geloofden
59
alleen
alone
60
alone
alleen
61
ongewone
unusual
62
unusual
ongewone
63
nog
still, so far, up to now
64
still, so far, up to now
nog
65
gereden
to drive, to ride
66
to drive, to ride
gereden
67
einde
end
68
end
einde
69
afscheidsbrief
farewell letter
70
farewell letter
afscheidsbrief
71
opduiken
surface, turn up
72
surface, turn up
opduiken
73
vertelde
tell, relate, report
74
tell, relate, report
vertelde
75
als
like, as
76
like, as
als
77
vertrokken
gone away
78
gone away
vertrokken
79
na
nearby, close
80
nearby, close
na
81
eerste
first
82
first
eerste
83
allerminst
least (of all)
84
least (of all)
allerminst
85
toeval
coincidence
86
coincidence
toeval
87
trok
pull (close)
88
pull (close)
trok
89
vakantiehuisje
holiday home
90
holiday home
vakantiehuisje
91
het licht aan te knippen
to turn the light on
92
to turn the light on
het licht aan te knippen
93
maar
but
94
but
maar
95
peertje
pear
96
pear
peertje
97
aanspringen
start (engine or light)
98
start (engine or light)
aanspringen
99
toen
then
100
then
toen
101
toen bedacht ik
then I thought
102
then I thought
toen bedacht ik
103
electriciteit
electricity
104
electricity
electriciteit
105
roepen
to call, shout
106
to call, shout
roepen
107
roepen durfde ik niet
I was not allowed to call
108
I was not allowed to call
roepen durfde ik niet
109
doodsbang
terrified, scared to death
110
terrified, scared to death
doodsbang
111
hoe we de dagen doorkwamen
how we made it through the days
112
how we made it through the days
hoe we de dagen doorkwamen
113
tochtige
draughty
114
draughty
tochtige
115
elke
any
116
any
elke
117
dat je je te pletter zou schrikken
that you would be scared to death
118
that you would be scared to death
dat je je te pletter zou schrikken
119
I had to grope for you
moest ik op de tast naar je op zoek
120
moest ik op de tast naar je op zoek
I had to grope for you
121
hele ochtend
all morning
122
all morning
hele ochtend
123
laundry
was
124
was
laudry
125
bevroren
frozen
126
frozen
bevroren
127
ik haalde stijve pyjamas en keiharde broeken van de waslijn
I pulled stiff pyjamas and rock-hard trousers from the clothline
128
I pulled stiff pyjamas and rock-hard trousers from the clothline
ik haalde stijve pyjamas en keiharde broeken van de waslijn
129
in een stuk
in one piece
130
in one piece
in een stuk
131
lente
spring (season)
132
spring (season)
lente
133
maar de lente kwam toch
but spring came anyway
134
but spring came anyway
maar de lente kwam toch
135
