Woorden

Question 1

aan het juiste adres zijn

Answer 1

goed zitten, op de goede plek zijn

Question 2

het alternatief

Answer 2

keuze of oplossing die ook mogelijk is

Question 3

amper

Answer 3

nauwelijks

Question 4

bewerkt

Answer 4

veranderd, zodat het geschikt is voor iets

Question 5

onbewerkt

Answer 5

zonder toevoegingen

Question 6

bovenmatig

Answer 6

het overgrote deel

Question 7

de bulk

Answer 7

te veel, erg veel

Question 8

circuleren

Answer 8

in omloop zijn

Question 9

consumeren

Answer 9

eten, nuttigen

Question 10

de focus

Answer 10

het brandpunt, concentreren op een bepaalde zaak.

Question 11

het gehalte

Answer 11

hoeveelheid van iets in een mengsel

Question 12

gevarieerd

Answer 12

afwisselend, divers

Question 13

hardnekkig

Answer 13

halsstarrig, eigenwijs, koppig, voortdurend, onophoudelijk

Question 14

dat liegt er niet om

Answer 14

dat is lang niet slecht, dat is lang niet mis

Question 15

manen

Answer 15

hemellichaam, lange nekharen van dieren, aansporen tot betalen

Question 16

de mythe

Answer 16

verhaal dat probeert de wereld te verklaren, verhaal dat niet klopt.

Question 17

onomstotelijk

Answer 17

onweerlegbaar, zeker

Question 18

overtrokken

Answer 18

overdreven

Question 19

het postuur

Answer 19

gestalte, figuur, lichaamsbouw

Question 20

relevant

Answer 20

van belang, van betekenis in een zaak

Question 21

rijk

Answer 21

met veel, met veel geld, land

Question 22

secuur

Answer 22

nauwkeurig, zorgvuldig

Question 23

de suggestie

Answer 23

geopperd voorstel, opgedrongen denkbeeld, indruk

Question 24

uitgebalanceerd

Answer 24

in evenwicht gebracht, samengesteld

Question 25

uiteenlopen

Answer 25

verschillen, variëren, afwijken

Question 26

de vezel

Answer 26

lang en dun draadvormig deel van een stof