woorden Flashcards
(29 cards)
conformiteit
gedragingen, attitudes, meningen overnemen van groep
Asch effect
lijn proef
soort van conformisme
conformise bevorderd door
- Unanimiteit van de meerderheid: wanneer 1 iemand afwijkt van de meerderheid daalt het aantal dat buigt voor de meerderheid
- Omvang van de groep: vanaf 3 andere mensen in de groep neemt de druk toe
- Openbaarheid: anoniem of wanneer je denkt dat de anderen jouw reactie niet horen dan ga je minder mee met de groep
- Ambiguïteit: wanneer het antwoord niet kristalhelder is dan ga je eerder aan jezelf twijfelen en zich eerder conformeren
- Samenstelling van de meerderheid: wanneer je de meerderheid ziet als een groep met een hoge status
- Gevoel van eigenwaarde: een individu met een lage eigenwaarde zal zich sneller conformeren
- Macht van een bondgenoot: 1 ander individu dat oneens is met de meerderheid zorgt voor minder conformiteit!
- Onafhankelijken: sommigen kunnen de sterke druk volharden
Waarom conformeren wij?
Normatieve invloeden • Geaccepteerd willen worden • Aardig, goedgekeurd • Bang voor afwijzing Informationele invloeden • Correct willen zijn • Begrijpen wat de juiste manier van handelen is
Experiment: Milgram
Welke condities zijn nodig om te gehoorzamen?
schok experiment
• Minder dan 1% gaat tot het einde ( 65%!) Onrealistische verwachting REDEN:
o Geen rekening gehouden met de situatie
o Ze vertrouwden op hun klassieke opleiding: ze zochten een verklaring in de persoonlijkheid en niet in de extreme gedragsmatige context
3 voorwaarden voordat mensen helpen + extra kans indien
- Men moet het incident opmerken, het moet duidelijk zijn dat er hulp nodig is (een zwerver heeft niet meteen direct hulp nodig)
- Men moet het voorval interpreteren als een noodgeval,
- Men moet zichzelf verantwoordelijk voelen om hulp te bieden
- We vlak voordien iemand anders gezien hebben die behulpzaam was,
- We niet gehaast zijn,
- Het slachtoffer duidelijk in nood verkeert,
- Het slachtoffer een gelijkenis met ons vertoont,
- We in een dorp of op het platteland zijn,
- We ons schuldig voelen,
- We niet in gedachten verzonken zijn, maar letten op de omgeving,
- We in een goede stemming zijn.
Kitty Genovese
Niet alle leed wordt veroorzaakt door schadelijk gedrag, in sommige gevallen is het juist de afwezigheid van gedrag die schade berokkent
discrepantie
een situatie waarin twee zaken niet met elkaar overeenstemmen. bv verschil tussen gedrag en attitude
cognitieve dissonantie’
mensen willen hun overtuigingen en acties met elkaar in overeenstemming brengen en voelen zich op hun ongemak wanneer ze publieke handelingen vertoond hebben die in strijd zijn met hun waarden
confirmatieneiging.
We hebben vooral oog voor informatie die hun overtuiging bevestigt, hierdoor word eerste indruk zelden veranderd
persoonperceptie:
we zijn geneigd meer te vergoelijken bij mensen die een positieve eerste indruk op ons gemaakt hebben dan bij mensen. Mensen moeten al heel veel verkeerd doen eens je beseft: oh ik was fout, hij is niet zo leuk als ik op eerste indruk dacht.
Self fulfilling prophecy
Mensen gedragen zich op een manier die hun verwachtingen doet uitkomen
Attributie =
een interpretatie of een verklaring
Ultieme attributiefout:
- Mannen schrijven succes hebben eerder aan zichzelf toe en bij falen naar de omstandigheden (ingroup)
- Vrouwen schrijven succes eerder toe aan de omstandigheden en bij falen naar zichzelf (outgroup)
Fundamentele attributiefout:
• Daar waar het contact minder persoonlijk is…
- Zakelijk
- in het verkeer
- mensen waarvan je geen achtergrondinformatie hebt
…gaan we in de beoordeling naar anderen de externe attributies onderschatten en de interne attributies overschatten.
“amai die kan echt niet rijden, wat is dat voor iemand” je legt oorzaak bij persoon en niet bij sitautie (mss was vrouw van slechte chauffeur bv zwanger?” tov indien je persoon kent denk je eerder “ ach ja je was ziek dus niet moeilijk dat je te laat bent” je legt oorzaak bij omgeving.
Fundamentele attributiefout:
• Daar waar het contact minder persoonlijk is…
- Zakelijk
- in het verkeer
- mensen waarvan je geen achtergrondinformatie hebt
…gaan we in de beoordeling naar anderen de externe attributies onderschatten en de interne attributies overschatten.
“amai die kan echt niet rijden, wat is dat voor iemand” je legt oorzaak bij persoon en niet bij sitautie (mss was vrouw van slechte chauffeur bv zwanger?” tov indien je persoon kent denk je eerder “ ach ja je was ziek dus niet moeilijk dat je te laat bent” je legt oorzaak bij omgeving.
Sociale cognitie
de manier waarop we tegen onze omgeving en onze medemens aankijke
- Stereotype
- Prototype
- Vooroordeel
een relatief vast verwachtingsbeeld van een persoon uit een groep of klassen van mensen
als iemand volledig aan een stereotiep beeld van een klasse beantwoordt
wanneer het stereotype beeld niet klopt
Experiment: Jane Elliot
- Doel: Discriminatie aan den lijve ervaren
- Opzet: Groep blauwogigen: ‘beter, intelligenter’ ,toegang tot de gymzaal, gebruik waterkraan, complimenten, vroeger naar huis VS Groep bruinogigen: sjaaltje om, mochten op het schoolplein niet met de blauwogigen spelen, geen toegang tot kraantje, etc.
- Effect: Blauwogigen: actief, leergierig, werden arrogant, bazig, 3 min. Spenderen aan de taak VS Bruinogigen: timide, onderdanig, presteerden onder hun niveau, 5,5 min. Spenderen aan de taak ‘ze konden door de sjaal niet meer goed nadenken’
Experiment: Stanford Prison
(groepsconformatie)
Mensen kunnen onder de druk van een groep: ‘Onschuldige’ leugentjes gaan vertellen, gaan vernederen of geweld aandoen
• ’70: P. Zimbardo: hij bouwde een nepgevangenis
• Opzet: groep studenten werden ingedeeld in twee groepen: Groep 1: bewakers incl. wapenstok en uniform. Groep 2: gevangenen incl. werk jas, nummer ipv naam en ketting ad enkel
• Duur: het plan was 2 weken maar vroegtijdig stopgezet!
• Resultaat: Ze namen de groepsnormen over van de groep waarin ze waren ingedeeld: bewakers gedragen zich hard en meedogenloos & gevangenen afhankelijk en onderdanig
• Schaamte voor het gedrag: De ‘bewakers’ konden bijna niet geloven dat ze andere mensen zo slecht hadden behandeld en konden dat zichzelf soms slecht vergeven. De ‘gevangenen’ vroegen zich af waarom ze zich zo respectloos hadden laten behandelen.
• Kortom, de onderzoeken van zowel Asch als Zimbardo laten de sterke invloed zien die sociale normen hebben op het gedrag van mensen.
Wie zich niet conformeert aan de norm in de groep heeft kans op uitsluiting of uitstoting, en dat is iets wat mensen, ook onbewust, in sterke mate willen voorkomen
2) Psychologisch welbevinden
Of zelfrealisatie
Functioneren van het individu
6 criteria/ dimensies
Begint bij acceptatie van de eigen persoon (zelfacceptatie) en intimiteit in sociale relaties (positieve relaties) zijn belangrijke voorwaarden om:
- Autonoom (zelf keuzes maken) een richting in het leven te kiezen .
- die verwezenlijkt kan worden in de eigen omgeving (omgevingsbeheersing)
- en daarmee bijdraagt aan de persoonlijke groei en ontwikkeling (persoonlijke groei) (↔ 6 criteria/ dimensies)
1 Zelfacceptatie
Positieve attitude ten opzichte van zichzelf; herkenning en acceptatie van verschillende kanten van de eigen persoon, inclusief positieve en negatieve eigenschappen; positief gevoel over het verleden en het verloop van het eigen leven
2 Positieve relaties
Warme, vertrouwensvolle relaties met anderen; bezig zijn met het welzijn van anderen; capaciteiten voor empathie, affectie en intimiteit; begrip voor geven en nemen in menselijke relaties.
3 Autonomie
Zelfbepaling en onafhankelijkheid; weerstand tegen sociale druk om op bepaalde manieren te denken en zich te gedragen; gedragsregulatie van binnenuit; zelfbeoordeling aan de hand van persoonlijke maatstaven
4 Omgevingsbeheersing
Gevoel van beheersing en competentie bij het omgaan met de eisen die de omgeving stelt; controle over een complex geheel van activiteit; effectief gebruik van mogelijkheden die zich voordoen; kiezen en creëren van contexten die passen bij persoonlijke behoeften en waarden
5 Persoonlijke groei
Gevoel van voortgaande ontwikkeling; perceptie van de eigen persoon als groeiend en zich ontwikkelend; openheid voor nieuwe ervaringen; gevoel van realisatie van de eigen mogelijkheden; verandering in de richting van meer zelfkennis en effectiviteit
6 Doel in het leven
Plannen en doelen hebben; gevoel van richting in het leven; ervaring van zinvolheid in heden en verleden; erin geloven dat het leven ergens naartoe gaat
Uit bevolkingsonderzoek blijkt dat psychologisch welbevinden systematisch gerelateerd is aan: • Leeftijd • Geslacht • SES: • Etniciteit
Ouderen scoren hoger op autonomie en omgevingsbeheersing maar lager op persoonlijke groei en doelgerichtheid
Vrouwen scoren hoger op positieve relaties en lager op omgevingsbeheersing dan mannen. Verder zijn er weinig geslachtsverschillen
hogere SES (opleidingsniveau) hangt op alle dimensies samen met een hoger niveau van psychologisch welbevinden, maar vooral met doelgerichtheid en persoonlijke groei
3) Sociaal welbevinden
De evaluatie van het optimale functioneren in de maatschappij
• 5 dimensies
- Een positieve visie heeft op andere mensen
- Gelooft in maatschappelijke vooruitgang
- Die de maatschappij begrijpt
- Erin participeert (bv meedoen aan buurtwerk)
- Er zich in thuis voelt.
• SES, opleiding en maatschappelijke activiteiten = hoge score = sterkste relatie met sociaal welbevinden
Geestelijke gezondheidszorg =
Geestelijke fitheid omvat:
Geestelijke gezondheidszorg = Het versterken van de geestelijke gezondheid
Geestelijke fitheid omvat:
• Resilience = weerbaar, veerkracht. In staat voelen om een moeilijke situatie te boven te komen
• Empowerment= zelfredzaam. Het gevoel van controle over het eigen leven